Hoge Raad 12 maart 2024 Rechtbank Oost-Brabant 20 februari 2024 Rechtbank Midden-Nederland 13 februari 2024 Hoge Raad 13 februari 2024 Gerechtshof Den Haag 12 februari 2024 Bekijk alles
ECLI:NL:HR:2018:1940 Hoge Raad 16 oktober 2018

ECLI:NL:HR:2018:1940

Datum: 16-10-2018

Onderwerp: Mensenhandel

Rechtsgebiedenregister: Strafrecht

Vindplaats: Extern

Voortgezette handeling van medeplegen van mensenhandel door samen met zijn echtgenote een uit China afkomstige man als kok werkzaamheden te laten verrichten in hun Chinese restaurant in Amsterdam, art. 273f.1, art. 273f.4 en 273f.6 Sr. Afwijzing bij appelschriftuur gedaan en ttz. in h.b. (meermalen) herhaalde verzoek om aangever A nogmaals als getuige te horen i.v.m. onmiddellijkheidsbeginsel en in h.b. verkregen nieuwe gegevens, terwijl zijn bij politie en RC afgelegde verklaringen voor bewijs zijn gebruikt. Hof heeft bij de afwijzing van de verzoeken A in h.b. als getuige te horen, betrokken dat: getuige A reeds in e.a. drie maal in aanwezigheid van de verdediging door de RC is gehoord, het aan het Hof is om over de betrouwbaarheid van verklaringen te oordelen en te beslissen aan welke verklaring(en) al dan niet geloof wordt gehecht, het Hof zich in dit verband mede gelet op het tijdsverloop voldoende geïnformeerd acht, B wordt gehoord i.v.m. zijn nieuwe in het geding gebrachte verklaring en de waarnemingen van B die mogelijk een bijdrage kunnen leveren aan de beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaringen van A, genoegzaam in het verhoor van B aan de orde kunnen worden gesteld. Het Hof heeft kennelijk voorts in zijn overwegingen betrokken dat, nadat het verhoor van B t.o.v. de Rh-C in aanwezigheid van de verdediging had plaatsgevonden, in de onderbouwing van de nadien gedane verzoeken niet de inhoud van de aldaar afgelegde verklaring van B is betrokken. Het Hof heeft voorts bij de bewijsvoering tot uitgangspunt genomen dat het de verklaringen van A "met terughoudendheid" bezigt. Daarbij ligt in ‘s Hofs overwegingen besloten dat de verklaringen van A - wat betreft de bewezenverklaarde opgenomen onderdelen dat verdachte (tezamen met anderen) "die A tussen 16 maart 2009 en 15 september 2009 als onderdak/slaapplaats slechts een klein magazijnhok heeft/hebben verschaft, terwijl in dat magazijnhok in het pand waar die A verbleef of sliep sprake was van een bewakingscamera en te hoge temperaturen" en "die A de opdracht heeft/hebben gegeven gedurende langere tijd, ook 's avonds en 's nachts, vaak 12 uur per dag, te werken" - steun vinden in de bij de politie afgelegde verklaringen van C, D en E alsmede de bij de RC in aanwezigheid van de verdediging afgelegde verklaringen van D en E. ’s Hofs tot afwijzing strekkende oordeel van de ttz. in h.b. gedane verzoeken tot het horen van A is, mede gelet op hetgeen aan die verzoeken ten grondslag is gelegd, niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd. Ook ’s Hofs kennelijke oordeel dat die beslissing niet in de weg staat aan het gebruik van de tegenover de politie en RC in aanwezigheid van de verdediging afgelegde verklaringen van A voor het bewijs, is - ook in het licht van de in de toelichting op het middel vermelde rechtspraak van het EHRM - niet onbegrijpelijk, in aanmerking genomen ’s Hofs overwegingen m.b.t de betrouwbaarheid van de verklaringen van A en de bewijsvoering. Volgt verwerping. CAG: anders. Samenhang met 17/01883, 17/01888 en 17/01892.

Ga naar uitspraak