ECLI:NL:HR:1995:ZC1641
Datum: 17-02-1995
Uitspraak naam: ING Bank/Van den Bergh q.q.
Onderwerp: Art. 54 Fw
Overige onderwerpen: De goedetrouwmaatstaf van art.54 lid 1 Fw, Pauliana, pandhouder, cessie en contractuele compensatie, Positie stil pandhouder in faillissement pandgever waar betaald is aan de curator ter voldoening van de verpande vorderingen voor mededeling verpanding aan schuldenaa, Positie stil pandhouder in faillissement pandgever waar betaald is aan de curator ter voldoening van de verpande vorderingen voor mededeling verpanding aan schuldenaar, Positie stil pandhouder in faillissement, paritas creditorum, Positie stil pandhouder, persoonlijke aansprakelijkheid faillissementscurator, stille verpanding van vorderingen op naam, Verrekening in het zicht van surseance van betaling , Voorgeschreven Jurisprudentie ECLI:NL:HR:2014:319 ECLI:NL:HR:1995:ZC1641 (Mulder q.q./CLBN) ECLI:NL:PHR:2015:1975ECLI:NL:HR:2013:BY6108ECLI:NL:HR:2012:BU3784
Rechtsgebiedenregister: Erfrecht, Verbintenissenrecht, Financieel recht, Insolventierecht
Vindplaats: Avdr.nl, LegalFlix
Positie stil pandhouder in faillissement pandgever waar betaald is aan de curator ter voldoening van de verpande vorderingen voor mededeling verpanding aan schuldenaar. Blijft pandrecht voortbestaan op aan curator betaalde bedragen? Verrekeningsbevoegdheid bank in geval van op de rekening van de pandgever bij de bank (stille pandhouder) ontvangen girale betalingen?
Zolang het pandrecht niet is medegedeeld aan de debiteur van de verpande vordering blijven de bevoegdheden uit art. 3:246 lid 1 BW bij de pandgever c.q. de curator. Art 57 lid 1 Fw maakt dit niet anders. De bevoegdheid tot inning gaat echter (wel) op de pandhouder over wanneer deze tijdens faillissement mededeling doet van diens recht. Zolang de bedoelde mededeling niet is gedaan, is hoe dan ook geen sprake van ongerechtvaardigde verrijking van de boedel.
Door inning curator is de pandhouder zijn pandrecht kwijt, maar hij is wel bevoorrecht op het door de curator geïnde bedrag. Hij moet weliswaar wachten tot de uitdelingslijst verbindend is geworden en hij draagt op de voet van art. 182 lid 1 Fw bij in de algemene faillissementskosten, maar hij heeft aanspraak erop bij de uitdeling overeenkomstig zijn aan het pandrecht ontleende voorrang te worden voldaan. Zulks strookt ook met het bepaalde bij art. 58 Fw: verkoop door de curator van een verpande roerende zaak doet het pandrecht tenietgaan; de pandgever behoudt echter zijn voorrang op de opbrengst.
In de rechtspraak van de Hoge Raad is weliswaar aanvaard dat bankinstellingen zich ter zake van op een rekening van hun debiteur gedane girale betalingen niet op verrekening kunnen beroepen indien deze betalingen zijn ontvangen op een tijdstip waarop de bankinstelling wist dat diens faillissement was te verwachten dan wel na diens faillietverklaring, maar er bestaat geen goede grond deze strenge regels mede van toepassing te oordelen op de mogelijkheid van verrekening door een bankinstelling van girale betalingen die op deze tijdstippen zijn gedaan ter voldoening van aan haar stil verpande vorderingen ter zake waarvan zij nog geen mededeling heeft gedaan.
