Hoge Raad 12 maart 2024 Gerechtshof Den Haag 12 februari 2024 Rechtbank Den Haag 15 december 2023 Hoge Raad 14 november 2023 Hoge Raad 14 november 2023 Bekijk alles
ECLI:NL:HR:2015:326 Hoge Raad 17 februari 2015

ECLI:NL:HR:2015:326

Datum: 17-02-2015

Onderwerp: Bewijstoets niet doorstaan

Rechtsgebiedenregister: Strafrecht

Vindplaats: Extern

1. Art. 342.2 Sv. Falende unus testis klacht. 2. Oplichting. Valse hoedanigheid? 3. O.a.h.v. Gezamenlijkheid van voorwerp. Ad.1. Blijkens de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen heeft het Hof in zijn oordeel dat verdachte het in de bewezenverklaring als incident 14 aangeduide feit heeft begaan, kennelijk mede betrokken dat de feitelijke gang van zaken t.a.v. dit feit op essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertoont met de feitelijke gang van zaken t.a.v. de in de bewezenverklaring als incidenten 1, 2 en 3 aangeduide feiten, hetgeen het Hof zonder schending van enige rechtsregel heeft kunnen doen. Aldus kan niet worden gezegd dat de tot het bewijs gebezigde verklaringen van de aangever onvoldoende steun vinden in het overige bewijsmateriaal. Ad. 2. Vooropgesteld moet worden dat de enkele omstandigheid dat iemand zich i.s.m. de waarheid voordoet als bonafide koper niet oplevert het aannemen van een valse hoedanigheid i.d.z.v. art. 326 Sr. Het Hof heeft kennelijk geoordeeld dat de gedragingen van verdachte in de onderhavige zaak meer omvatten dan het enkele zich voordoen als een bonafide koper. Dit oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is ook niet onbegrijpelijk, nu uit die gedragingen blijkt dat verdachte zich telkens i.s.m. de waarheid heeft voorgedaan als een belangstellende die voornemens is de hem voor een proefrit ter hand gestelde fiets terug te brengen, waarbij verdachte kennelijk telkens heeft gehandeld volgens een tevoren bedachte werkwijze, welke werkwijze o.m. heeft bestaan uit het achterlaten van een waardeloos onderpand. Ad. 3. Het oordeel van het Hof dat de aan het verkeer onttrokken verklaarde voorwerpen, die door het Hof klaarblijkelijk zijn opgevat als een gezamenlijkheid van voorwerpen, van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan i.s.m. met het algemeen belang, is zonder nadere motivering niet begrijpelijk. Nu in dit geval is voldaan aan de voorwaarden voor v.v. van deze gezamenlijkheid van voorwerpen, heeft verdachte echter onvoldoende belang bij vernietiging op dit punt.

Ga naar uitspraak