Huurrecht woonruimte. Voortzetting huur door samenwoner na overlijden huurder; duurzame gemeenschappelijke huishouding, art. 7:268 lid 2 BW. Omstandigheden van het geval in onderling verband. Met ouder(s) samenlevend, zelfstandig kind voert slechts onder bijzondere omstandigheden een gemeenschappelijke huishouding (vgl. HR 12 maart 1982, ECLI:NL:HR:1982:AG4340, NJ 1982/352, en HR 8 oktober 2004, ECLI:NL:HR:2004:AQ7364, NJ 2004/658). (Gebrek aan) wederkerigheid in onderlinge relatie tussen bewoners. Aan feitenrechter voorbehouden waardering.
Spreker(s)
Uitspraken met hetzelfde onderwerp:
-
Wettelijk medehuurderschap
- Hoge Raad 22 juni 2007 Land van Rode | Siedow (ECLI:NL:HR:2007:AZ8743)
- Hoge Raad 10 maart 2006 (ECLI:NL:HR:2006:AU6932)