Huurrecht woonruimte. Voortzetting huur door samenwoner na overlijden huurder; duurzame gemeenschappelijke huishouding, art. 7:268 lid 2 BW. Omstandigheden van het geval in onderling verband. Met ouder(s) samenlevend, zelfstandig kind voert slechts onder bijzondere omstandigheden een gemeenschappelijke huishouding (vgl. HR 12 maart 1982, ECLI:NL:HR:1982:AG4340, NJ 1982/352, en HR 8 oktober 2004, ECLI:NL:HR:2004:AQ7364, NJ 2004/658). (Gebrek aan) wederkerigheid in onderlinge relatie tussen bewoners. Aan feitenrechter voorbehouden waardering.
Spreker(s)
Uitspraken met hetzelfde onderwerp:
-
Medehuur samenwoner
- Hoge Raad 18 maart 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP1079)
-
Medehuur samenwoner
- Hoge Raad 10 maart 2006 (ECLI:NL:HR:2006:AU6932)
- Hoge Raad 8 oktober 2004 (ECLI:NL:HR:2004:AQ7364)
- Parket bij de Hoge Raad 12 maart 1982 (ECLI:NL:PHR:1982:AG4340)
Aanmelden | Hoge Raad 17 januari 2014
Rechtsgebiedenregister: Huurrecht
Beschikt u al over een AvdR account?
Nieuw bij avdr.nl? Maak een account aan