Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 5 maart 2024 Hoge Raad 5 maart 2024 Bekijk alles
ECLI:NL:HR:2020:445 Hoge Raad 17 maart 2020

ECLI:NL:HR:2020:445

Datum: 17-03-2020

Onderwerp: Meerdaadse samenloop

Rechtsgebiedenregister: Strafrecht

Vindplaats: Extern

Belaging door gedurende periode van bijna 5 maanden 130 briefjes met beledigende en bedreigende teksten en brandbare vloeistoffen (o.m. terpentine) in brievenbus van buurvrouw te gooien (art. 285b.1 Sr, feit 1) en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht door buurvrouw d.m.v. briefje in haar brievenbus dreigende woorden (“ik ga jou vermoorden met raketten kankerhoer”) toe te voegen (art. 285.1 Sr, feit 2). 1. Eendaadse samenloop (art. 55.1 Sr) of meerdaadse samenloop (art. 57 Sr)? 2. Kon Hof ter motivering van bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid van vrijheidsbeperkende maatregel (contactverbod met aangeefster) betrekken dat is gebleken dat verdachte ná tlgd. feiten door is gegaan met belaging van aangeefster? Art. 38v.4 Sr. 3. HR ambtshalve: Verbeterde lezing van opgelegde sanctie hof. 4. HR ambtshalve: Duur vrijheidsbeperkende maatregel. Ad 1. ‘s Hofs (uit vermelding van art. 57 Sr blijkende) oordeel dat sprake is van meerdaadse samenloop, is niet z.m. begrijpelijk, in aanmerking genomen dat sprake is van een zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex, nu onder 2 bewezenverklaard briefje met dreigende woorden een van de briefjes met beledigende teksten is waarmee verdachte onder 1 bewezenverklaarde belaging heeft begaan en strekking van toepasselijke strafbepalingen (art. 285 en 285b Sr) niet wezenlijk uiteenloopt (vgl. ECLI:NL:HR:2017:1114). Dit leidt niet tot vernietiging van bestreden uitspraak, omdat aan verdachte opgelegde straf ver onder strafmaximum dat bij eendaadse samenloop zou gelden blijft, zodat verdachte onvoldoende belang bij cassatie heeft. Omstandigheid dat toegewezen vordering van b.p. tot bedrag van € 2.000 ziet op immateriële schade a.g.v. van onder 1 en 2 bewezenverklaarde, maakt dat niet anders.Ad 2. Opvatting dat hof ter motivering van bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid van maatregel alleen rekening mag houden met niet tlgd. feiten indien is voldaan aan voorwaarden die gelden voor betrekken van ad informandum gevoegde feiten bij strafoplegging, vindt mede gelet op tekst van art. 38v Sr en wetsgeschiedenis geen steun in het recht. Ad 3. Verbeterde lezing van opgelegde sanctie in rov. 1. HR begrijpt dat aan verdachte o.m. vrijheidsbeperkende maatregel is opgelegd, inhoudende dat verdachte voor duur van 3 jaren op geen enkele wijze (direct of indirect) contact zal opnemen of zoeken met aangeefster.Ad 4. Hof heeft verdachte t.z.v. in periode van 13-5-2015 tot en met 29-9-2015 gepleegde belaging en op 19-5-2015 gepleegde bedreiging o.m. veroordeeld tot vrijheidsbeperkende maatregel van 3 jaren, terwijl wijziging van art. 38v.3 Sr waarbij maximale duur van op te leggen vrijheidsbeperkende maatregel is verhoogd van 2 jaren naar 5 jaren in werking is getreden op 1-7-2015. Wijziging van deze bepaling houdt i.h.l.v. art. 1.1 Sr wijziging in van toepasselijke regels van sanctierecht. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat hof onder 1 bewezenverklaard feit heeft gekwalificeerd als 1 misdrijf en onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten mede vóór 1-7-2015 zijn begaan, is oplegging van maatregel voor duur van 3 jaren in strijd met toepasselijk art. 38v.3 Sr, zoals dat luidde tot 1-7-2015. HR doet zaak in dit opzicht zelf af en bepaalt door hof opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel op t.t.v. onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten maximaal mogelijke duur van 2 jaren.

Ga naar uitspraak