Hoge Raad 12 maart 2024 Rechtbank Oost-Brabant 20 februari 2024 Rechtbank Midden-Nederland 13 februari 2024 Hoge Raad 13 februari 2024 Gerechtshof Den Haag 12 februari 2024 Bekijk alles
ECLI:NL:HR:2018:2352 Hoge Raad 18 december 2018

ECLI:NL:HR:2018:2352

Datum: 18-12-2018

Onderwerp: witwassen

Overige onderwerpen: Bewijsrecht, Witwassen: omkering bewijslast

Rechtsgebiedenregister: Strafrecht

Vindplaats: Avdr.nl



Witwassen van contante geldbedragen van totaal € 90.000,- waarmee boot is gekocht, art. 420bis.1.b Sr. Afkomstig uit enig misdrijf? HR vat eerdere rechtspraak samen.
Dat een voorwerp "afkomstig is uit enig misdrijf" kan, indien o.g.v. de beschikbare b.m. geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht indien het o.g.v. de vastgestelde f&o niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Het is aan het OM bewijs aan te dragen van dergelijke f&o. Indien de door het OM aangedragen f&o een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. Dat houdt niet in dat het aan verdachte is aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. Indien verdachte voormelde verklaring geeft, ligt het op de weg van het OM nader onderzoek te doen. De rechter zal dan mede o.b.v. de resultaten daarvan moeten beoordelen of ondanks de verklaring van verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat (het niet anders kan zijn dan dat) het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Indien een dergelijke verklaring uitblijft, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn bewijsoverwegingen.
’s Hofs oordeel dat verdachte geen concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven over de herkomst van de geldbedragen is niet z.m. begrijpelijk, nu verdachte met concrete verwijzing naar zijn inkomsten uit arbeid heeft gesteld dat de geldbedragen een legale herkomst hadden. Dat wordt niet anders door ‘s Hofs vaststelling dat verdachte, ondanks een toezegging, geen relevante stukken heeft overgelegd, nu die enkele omstandigheid niet afdoet aan de door verdachte gegeven verklaring en de mogelijkheid daarnaar nader onderzoek te doen. Mede gelet op hetgeen het Hof overigens heeft vastgesteld, is de bewezenverklaring v.zv. inhoudend dat de geldbedragen "afkomstig waren uit enig misdrijf" niet toereikend gemotiveerd. Volgt vernietiging en terugwijzing. Samenhang met 17/01036 en 17/01705.

Ga naar uitspraak
Spreker(s)

mr. Rob Baumgardt

advocaat Baumgardt Strafcassatie Advocatuur

mr. Rob ter Haar

plaatsvervangend rechter Rechtbank Overijssel docent Universiteit Utrecht