Hoge Raad 12 maart 2024 Gerechtshof Den Haag 12 februari 2024 Rechtbank Den Haag 15 december 2023 Hoge Raad 14 november 2023 Hoge Raad 14 november 2023 Bekijk alles
ECLI:NL:HR:2020:282 Hoge Raad 18 februari 2020

ECLI:NL:HR:2020:282

Datum: 18-02-2020

Onderwerp: Terbeschikkingstelling

Rechtsgebiedenregister: Strafrecht

Vindplaats: Extern

Cassatie in belang der wet. Maximale duur van TBS met dwangverpleging. Beslissing Hof dat maximale duur van TBS met verpleging van overheidswege in totaal meer dan 4 jaren is indien TBS niet is opgelegd t.z.v. geweldsmisdrijf, nu periodes waarin verpleging voorwaardelijk is beëindigd en waarin verpleging voorlopig is hervat niet dienen te worden meegerekend bij berekening van totale duur. Art. 38e.1 Sr. 1. Dient bij berekening van totale duur van TBS met verpleging periode te worden meegerekend waarin verpleging voorwaardelijk is beëindigd? 2. Dient bij berekening van deze totale duur periode te worden meegerekend waarin verpleging voorlopig is hervat? 3. Is termijn van gemaximeerde TBS vatbaar voor verlenging door verlengingsrechter voor tijd van minder dan 1 jaar? 4. Geeft ’s Hofs beslissing blijk van schending van het recht?Ad 1. en 2. Samenstel van wettelijke bepalingen moet, mede in het licht van art. 5.1 EVRM, zo worden begrepen dat in maximale duur van TBS met verpleging is begrepen zowel (i) duur van voorwaardelijke beëindiging van verpleging als (ii) periode waarin verpleging voorlopig is hervat. In gevallen als het onderhavige, waarin o.g.v. art. 38e.1 Sr sprake is van gemaximeerde TBS met verpleging, eindigt deze van rechtswege uiterlijk na ommekomst van 4 jaar te rekenen van dag waarop betreffende uitspraak onherroepelijk is geworden, tenzij zich geval voordoet waarin termijn van TBS niet loopt a.b.i. in art. 38f (oud) Sr of (sinds 1-1-2020) art. 6:1:19 Sv. Andere uitleg zou tot gevolg hebben dat, ook in gevallen waarin geen sprake is van geweldsmisdrijf en TBS is gemaximeerd, TBS onbeperkte tijd zou kunnen doorlopen na (vóór eind van vierjaarstermijn) voorwaardelijk beëindigde verpleging. Daardoor zou voor onbeperkte tijd dreiging van tenuitvoerlegging van restantduur van TBS met verpleging voor veroordeelde blijven bestaan. Bovendien zou veroordeelde daarbij aan zeer beperkende voorwaarden kunnen worden onderworpen, waaronder opname in inrichting (art. 38g.2 Sr jo. 38a Sr). HR merkt op dat onder omstandigheden nog toezicht op veroordeelde kan worden uitgeoefend wanneer in art. 38e.1 Sr bedoelde vierjaarstermijn is verstreken. Daarvoor is o.m. maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking a.b.i. art. 38z Sr van belang. Tevens bestaat mogelijkheid dat rechter aansluitend aan TBS ofwel zorgmachtiging a.b.i. in Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg ofwel rechterlijke machtiging voor opname en verblijf o.g.v. Wet zorg en dwang geeft.Ad 3. Verlenging van TBS met verpleging met termijn van minder dan 1 jaar is niet mogelijk, nu in art. 38d.2 Sr uitdrukkelijk is bepaald dat termijn van TBS door rechter telkens hetzij met 1 jaar hetzij met 2 jaar kan worden verlengd, welke bepaling uitdrukking geeft aan door wetgever beoogde systematiek van verlengingsbeslissingen.Ad 4. Hof heeft kennelijk geoordeeld dat termijn van gemaximeerde TBS met verpleging niet loopt tijdens voorwaardelijke beëindiging van verpleging onderscheidenlijk voorlopige hervatting daarvan en dat art. 38d.2 Sr niet in de weg staat aan verlenging van TBS met kortere termijn dan die van 1 jaar. Die oordelen geven gelet op wat hiervoor is overwogen blijk van onjuiste rechtsopvatting.Volgt vernietiging in belang van de wet.

Ga naar uitspraak