ECLI:NL:HR:2019:962

Datum: 18-06-2019

Onderwerp: Inwendige geldigheid

Rechtsgebiedenregister: Strafrecht

Vindplaats: Extern

Invoer van cocaïne vanuit Curaçao naar Nederland, art. 2.A Opiumwet. Aanwezigheidsrecht, art. 588.2 Sv. In strijd met art. 588.2 Sv geen Spaanse vertaling van appeldagvaarding verstrekt aan in Curaçao woonachtige verdachte? Appeldagvaarding is uitgereikt aan griffier, omdat van verdachte geen woon- of verblijfplaats in Nederland bekend is, en vervolgens d.m.v. “rechtshulp” verzonden naar adres van verdachte in Curaçao. Indien verdachte niet ttz. verschijnt hoewel dagvaarding op wettige wijze is betekend, kan rechter - behoudens duidelijke aanwijzingen van het tegendeel - uitgaan van vermoeden dat verdachte van zijn recht om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht vrijwillig afstand heeft gedaan. Schorsing van onderzoek ttz. behoort in de regel plaats te hebben ingeval het gaat om uitreiking van dagvaarding aan geadresseerde van wie woon- of verblijfplaats in het buitenland bekend is en dagvaarding niet is vertaald in taal of een van de talen van het land waar geadresseerde verblijft dan wel, v.zv. aannemelijk is dat hij slechts andere taal machtig is, in die taal (vgl. ECLI:NL:HR:2002:AD5163). Mede gelet op oproeping van tolk in Spaanse taal voor tz. in h.b. is aannemelijk dat verdachte Nederlandse taal niet (voldoende) beheerst. Uit stukken kan niet blijken dat schriftelijke vertaling van appeldagvaarding in Spaanse taal aan verdachte is verstrekt. In het licht van voorgaande moet ervan worden uitgegaan dat dit in strijd met art. 588.2 Sv niet is geschied. Daarom had Hof blijk moeten geven te hebben onderzocht of er reden was onderzoek ttz. te schorsen teneinde dit verzuim te herstellen. Van zodanig onderzoek blijkt niet. Dat verzuim leidt tot nietigheid van onderzoek ttz. in h.b. en naar aanleiding daarvan gegeven uitspraak. Volgt vernietiging en terugwijzing.

Ga naar uitspraak