Hoge Raad 12 maart 2024 Rechtbank Oost-Brabant 20 februari 2024 Rechtbank Midden-Nederland 13 februari 2024 Hoge Raad 13 februari 2024 Gerechtshof Den Haag 12 februari 2024 Bekijk alles
ECLI:NL:HR:2017:3186 Hoge Raad 19 december 2017

ECLI:NL:HR:2017:3186

Datum: 19-12-2017

Onderwerp: TUL en DUT

Rechtsgebiedenregister: Strafrecht, Jeugdrecht strafrecht

Vindplaats: Extern

Cassatie in belang der wet. Jeugdzaak. Kan de tul van een voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast wegens overtreding van voorwaarden die ex art. 14e Sr of art. 77za Sr bij voorraad uitvoerbaar zijn verklaard, als die straf nog niet onherroepelijk is? Aanvang proeftijd. Toepassing art. 14e.1 Sr en art. 77za.1 Sr komt uitsluitend in aanmerking indien bij oplegging voorwaardelijke straf bijzondere voorwaarden a.b.i. art. 14c.2 Sr c.q. art. 77z.2 Sr worden gesteld. Indien de rechter het in die bepalingen bedoelde bevel geeft, heeft dat bevel betrekking op zowel de algemene als de bijzondere voorwaarden. Anders dan mogelijk uit de tekst van de art. kan worden afgeleid, zijn niet slechts de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar. Kennelijk a.g.v. een vergissing van de wetgever ontbreekt in art. 77y Sr een met art. 14b.4.c Sr vergelijkbaar voorschrift. Aangenomen dient te worden dat indien de rechter het in art. 77za.1 Sr bedoelde bevel geeft, de proeftijd t.a.v. zowel de algemene als de bijzondere voorwaarden ingaat op de dag van de einduitspraak, waarbij dat bevel wordt gegeven, behoudens art. 77y.2 Sr. Regeling strekt ertoe dat de last tot tul a.b.i. art. 14g.1 Sr c.q. art. 77dd.1 Sr ook kan worden gegeven in het geval de uitspraak waarin de gestelde algemene en bijzondere voorwaarden zijn opgelegd, nog niet onherroepelijk is. Het in art. 14e en 77za Sr bepaalde vormt, mede in het licht van de wetsgeschiedenis, op voldoende duidelijke wijze een uitzondering op het beginsel a.b.i. art. 557.1 Sv (beslissing mag niet worden ten uitvoer gelegd totdat is beslist op aangewend rechtsmiddel). Oordeel Rb dat zij bevoegd was gedeeltelijke tul van voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie te gelasten, geeft niet blijk van miskenning van het voorgaande. HR merkt op dat het in de rede ligt dat met bijzondere terughoudendheid gebruik wordt gemaakt van de in art. 14g en art. 77dd Sr neergelegde bevoegdheid een vordering te doen, dan wel indien zo’n vordering wordt gedaan, een last tot tul te geven wanneer het gaat om overtreding van de algemene voorwaarde dat veroordeelde zich niet voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt. In geval van overtreding van dadelijk uitvoerbare voorwaarden is toepassing van art. 14fa en 77cca Sr (voorlopige tenuitvoerlegging) niet toegelaten totdat uitspraak waarbij voorwaardelijke vrijheidsstraf is opgelegd, onherroepelijk is. De rechter die kennisneemt van het h.b. kan ex art. 14e.2 Sr c.q. art. 77za.2 Sr het bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid opheffen en bij de strafoplegging rekening houden met omstandigheid dat een in e.a. voorwaardelijk opgelegde straf t.t.v. de uitspraak in h.b. reeds (gedeeltelijk) is geëxecuteerd. CAG: anders.

Ga naar uitspraak