OM-cassatie. Vormverzuim. Afgegeven machtiging tot binnentreden door een niet gecertificeerde hulpOvJ. De HR zet onder verwijzing naar en in aanvulling op eerdere rechtspraak dienaangaande het toetsingskader bij vormverzuimen a.b.i. art. 359a Sv en de daaraan eventueel te verbinden gevolgen uiteen. ‘s Hofs oordeel dat het verzuim leidt tot bewijsuitsluiting is ontoereikend gemotiveerd, nu het Hof aan het concrete nadeel dat door het verzuim is veroorzaakt niet kenbaar aandacht heeft besteed. Voorts volgt uit de uitspraak van het Hof niet dat sprake is van een situatie waarin art. 6 EVRM zonder meer tot bewijsuitsluiting noopt en heeft het Hof de situatie zonder dat nader te motiveren gelijkgesteld met de situatie waarin in het geheel geen machtiging is afgegeven. Ten slotte heeft het Hof ten onrechte achterwege gelaten nadere feitelijke vaststellingen te doen naar de stelling van het OM dat een andere, wel bevoegde autoriteit eveneens een machtiging wel zou hebben verleend, nu voor de waardering van de ernst van het verzuim dat van belang kan zijn.
Spreker(s)
Uitspraken met hetzelfde onderwerp:
-
Verweer 348 Sv
- Hoge Raad 30 maart 2004 (ECLI:NL:HR:2004:AM2533)
-
Achtergrond
- Parket bij de Hoge Raad 18 april 1978 Erwtenpistool (ECLI:NL:PHR:1978:AC6236)
- Hoge Raad 26 juni 1962 Bloedproef II (ECLI:NL:HR:1962:1)