Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 5 maart 2024 Hoge Raad 5 maart 2024 Bekijk alles
ECLI:NL:HR:2019:383 Hoge Raad 19 maart 2019

ECLI:NL:HR:2019:383

Datum: 19-03-2019

Onderwerp: Mensenhandel

Rechtsgebiedenregister: Strafrecht

Vindplaats: Extern

Mensenhandel door groot aantal seizoenarbeiders uit Oost-Europa in dienst te hebben bij aardbeienkwekerij en deze stelselmatig substantieel onder te betalen en te voorzien van slechte, veel te dure huisvesting, art. 273f.1.1, 273f.1.4 en 273f.1.6 Sr. Oogmerk van uitbuiting? HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2009:BI7099 m.b.t. uitleg van bestanddeel “uitbuiting” en ECLI:NL:HR:2016:556, inhoudende dat "uitbuiting" moet worden aangemerkt als impliciet bestanddeel van art. 273f.1.4 Sr. Hof heeft vastgesteld dat in bewezenverklaring genoemde personen - die net als andere seizoenarbeiders afkomstig waren uit Oost-Europa, merendeels uit Slowakije - werkzaam waren in aardbeienkwekerij van verdachte gedurende plukseizoen en dat verdachte die personen steeds substantieel heeft onderbetaald, zowel in relatie tot met hen gemaakte afspraken als tot toepasselijk minimumloon. Daarnaast heeft Hof vastgesteld dat door verdachte voor deze seizoenarbeiders beschikbaar gestelde huisvesting en sanitaire voorzieningen verre van voldoende waren en dat verdachte daarvoor veel te hoge kosten in rekening heeft gebracht. Naar ’s Hofs oordeel moesten seizoenarbeiders, onder wie voornoemde personen, zich deze onderbetaling en ondermaatse huisvesting laten welgevallen en hadden zij geen andere keuze, gedreven als zij waren door financiële noodzaak in buitenland geld te verdienen en afhankelijke positie waarin zij zich - zonder kennis van Nederlandse taal en wetgeving, en zonder dat zij loonstroken kregen - bevonden. Uitgaande van voornoemd toetsingskader heeft Hof geoordeeld dat uitbuiting van in bewezenverklaring genoemde personen bewezen kan worden geacht, waarbij Hof mede acht heeft geslagen op substantieel financieel voordeel dat verdachte heeft behaald a.g.v. zijn hiervoor besproken gedragingen. In dat verband heeft Hof vastgesteld dat verdachte grens van niet als uitbuiting aan te merken slecht werkgeverschap beduidend heeft overschreden. Door aldus te oordelen heeft Hof hiervoor weergegeven toetsingskader niet miskend. Zijn oordeel is ook niet onbegrijpelijk. V.zv. middel betoogt dat geen sprake kan zijn van uitbuiting op enkele grond dat betrokkenen mogelijkheid hadden hun werkzaamheden te beëindigen, berust het op te beperkte, en dus onjuiste rechtsopvatting. Volgt verwerping.

Ga naar uitspraak