Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 5 maart 2024 Hoge Raad 5 maart 2024 Bekijk alles
ECLI:NL:HR:2019:1797 Hoge Raad 19 november 2019

ECLI:NL:HR:2019:1797

Datum: 19-11-2019

Onderwerp: Diverse zeden | tbs met voorwaarden: reisverbod?

Rechtsgebiedenregister: Strafrecht

Vindplaats: Extern

Voorbereiding verkrachting (art. 242 jo. 46 Sr). Verstandelijk beperkt en kwetsbaar 21-jarig meisje is door toentertijd 22-jarige verdachte bedreigd en gechanteerd met openbaarmaking van naaktfoto’s, die hij tijdens videochatten op heimelijke wijze heeft verkregen, met als doel haar tot seks te dwingen. Veroordeling tot o.m. TBS met voorwaarden. Opgelegde voorwaarden (reisverbod, verhuisverbod en verplicht begeleid wonen traject) in strijd met art. 38a.1 Sr, Europese verdragsregels (VEU, VWEU, Handvest van grondrechten van EU en art. 5 EVRM) en beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit? Voorwaarden houden in dat verdachte zich niet begeeft buiten Europese landsgrenzen van Nederland, hij niet van adres wijzigt c.q. niet verhuist zonder overleg met en toestemming van reclassering en overnachtingen op een ander adres dan zijn vaste verblijfsadres vooraf met reclassering worden besproken en dat hij zich na zijn klinische behandeling laat opnemen in een beschermd en/of begeleid wonen traject en/of ambulant laat begeleiden, indien dit nodig wordt geacht. Voormelde voorwaarden maken deel uit van een reeks van voorwaarden betreffende het gedrag van verdachte. Een klacht over afzonderlijke voorwaarden dient te worden beoordeeld tegen de achtergrond van het geheel van de gestelde voorwaarden, die onmiskenbaar strekken tot een doeltreffende behandeling van de terbeschikkinggestelde verdachte en dus tevens tot het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. Deze voorwaarden zijn, gelet op duur en mate waarin zij terbeschikkinggestelde verdachte in zijn vrijheid beperken en de door Hof vastgestelde ernst van de problematiek van verdachte en het recidiverisico, niet in strijd met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Zij zijn ook niet in strijd met art. 38a.1 Sr en evenmin met Europese verdragsbepalingen, in aanmerking genomen dat zij zijn voorzien bij wettelijk voorschrift dat voldoet aan uit recht van EU voortvloeiende eisen. Volgt verwerping.

Ga naar uitspraak