Medeplegen versus andere deelnemingsvormen. Wanneer is de samenwerking zo nauw en bewust geweest dat van medeplegen mag worden gesproken? HR formuleert aandachtspunten voor de strafrechtelijke beoordeling van tlgd medeplegen. HR stelt voorop dat de kwalificatie van medeplegen alleen gerechtvaardigd is indien de bewezenverklaarde intellectuele en/of materiële bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Dat geldt in vergelijkbare zin indien het medeplegen - bv. in de vorm van "in vereniging" - een bestanddeel vormt van de delictsomschrijving. HR biedt de praktijk handvatten wanneer en in welke mate het oordeel dat sprake is van medeplegen - en niet van bv. medeplichtigheid - nadere (bewijs)motivering behoeft en welke vragen daarbij beantwoording verdienen. Voorts plaatst HR enkele opmerkingen over de wijze van ten laste leggen.
Uitspraken met hetzelfde onderwerp:
-
Medeplegen
- Hoge Raad 18 februari 2020 (ECLI:NL:HR:2020:281)
- Hoge Raad 4 februari 2020 (ECLI:NL:HR:2020:187)
- Hoge Raad 25 september 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1767)
- Hoge Raad 22 mei 2018 (ECLI:NL:HR:2018:741)
- Hoge Raad 24 april 2018 (ECLI:NL:HR:2018:662)
- Hoge Raad 27 maart 2018 (ECLI:NL:HR:2018:432)
- Hoge Raad 28 november 2017 (ECLI:NL:HR:2017:3022)
- Hoge Raad 8 maart 2016 (ECLI:NL:HR:2016:382)
- Hoge Raad 16 december 2014 (ECLI:NL:HR:2014:3637)