Poging tot medeplegen invoer 250 kilo cocaïne in Nederland door als bemiddelaar op te treden tussen leverancier van cocaïne in Colombia en afnemers van cocaïne in Nederland, terwijl politie ingrijpt op het moment dat cocaïne voor kust van Colombia op zee drijft in afwachting van vaststelling van kredietwaardigheid kopers. Strafbare poging. Begin van uitvoering van binnen grondgebied brengen van cocaïne in Nederland? V.zv. hof heeft vastgesteld dat te leveren partij cocaïne “al onderweg was naar Nederland”, is dit niet z.m. begrijpelijk, nu uit bewijsvoering niet meer kan worden afgeleid dan dat partij op zee lag voor kust van land van herkomst. Uit ’s hofs bewijsvoering volgt verder dat kredietwaardigheid van afnemers nog moest worden aangetoond, voordat invoer van cocaïne in Nederland daadwerkelijk (verder) in gang zou worden gezet. In het licht daarvan is ‘s hofs oordeel dat sprake was van begin van uitvoering van binnen Nederland brengen van cocaïne ook niet z.m. begrijpelijk. Volgt vernietiging en terugwijzing.
Spreker(s)
Uitspraken met hetzelfde onderwerp:
-
- Hoge Raad 17 december 2019 (ECLI:NL:HR:2019:1974) Begin van uitvoering?
-
- Hoge Raad 12 november 2019 (ECLI:NL:HR:2019:1736) Begin van uitvoering?
Aanmelden | Hoge Raad 2 juni 2020
Rechtsgebiedenregister: Strafrecht