Hoge Raad 12 maart 2024 Rechtbank Oost-Brabant 20 februari 2024 Rechtbank Midden-Nederland 13 februari 2024 Hoge Raad 13 februari 2024 Gerechtshof Den Haag 12 februari 2024 Bekijk alles
ECLI:NL:HR:2018:1823 Hoge Raad 2 oktober 2018

ECLI:NL:HR:2018:1823

Datum: 02-10-2018

Onderwerp: Mensenhandel

Rechtsgebiedenregister: Strafrecht

Vindplaats: Extern

OM-cassatie. Vrijspraak mensenhandel m.b.t. minderjarige door 16-jarig meisje over te halen foto’s van zichzelf te maken, waarna foto’s op internetsites zijn geplaatst, zij is aangeboden als prostituee en potentiële klanten haar hebben benaderd, zonder dat er seksuele handelingen zijn verricht, art. 273f.1.5 Sr. Moet ‘uitbuiting’ worden aangemerkt als impliciet bestanddeel? Art. 273f.1.5 Sr strekt ter bescherming van minderjarigen. Om die reden ontbreekt daarin ook de eis van het uitoefenen van dwang, welke eis wel wordt gesteld in art. 273f.1.4 Sr (vgl. ECLI:NL:HR:2014:1174) en beperkt het zich tot het ertoe brengen van een minderjarige zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling en het beschikbaar stellen van zijn organen tegen betaling, alsmede tot het ondernemen van handelingen waardoor een minderjarige daartoe overgaat. Dit in aanmerking genomen en mede gelet op de wetsgeschiedenis - waarin o.m. is opgemerkt dat i.h.a. aan de exploitatie van prostitutie van minderjarigen misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht inherent is - is er, anders dan geldt t.a.v. art. 273f.1.3 en 273f.1.4 Sr (vgl. ECLI:NL:HR:2016:554 en ECLI:NL:HR:2016:857), geen grond 'uitbuiting' naast de overige bestanddelen aan te merken als een impliciet bestanddeel van art. 273f.1.5 Sr. ’s Hofs andersluidende opvatting is dan ook onjuist. Hof heeft vastgesteld dat minderjarige A, die destijds 16 jaar oud was, op verzoek van verdachte foto's van zichzelf heeft gemaakt waarop zij een bh en een string droeg, dat zij deze foto's naar verdachte heeft gestuurd, dat verdachte vervolgens advertenties heeft gemaakt en dat, nadat de advertenties op internet waren geplaatst, A werd gebeld door mannen. Op grond daarvan heeft Hof kennelijk - en niet onbegrijpelijk - geoordeeld dat verdachte A ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen voor prostitutie a.b.i. art. 273.1.5 Sr. ‘s Hofs oordeel dat de enkele omstandigheid dat vervolgens geen seksuele handelingen tussen A en een derde hebben plaatsgevonden in de weg staat aan bewezenverklaring van de op die bepaling toegesneden tll., vindt evenmin steun in het recht. Volgt partiële vernietiging en terugwijzing.

Ga naar uitspraak