Onvoorziene omstandigheden; maatstaf. Huurder vordert ontbinding en schadevergoeding op grond van onvoorziene omstandigheden (art. 6:258 BW) vanwege tegenvallende bezoekersaantallen. Onjuiste aanduiding gedagvaarde.
Het moet voor ABP die op de cassatiedagvaarding is verschenen, van meet af aan duidelijk zijn geweest dat sprake was van een vergissing en dat niet haar rechtsvoorgangster, maar zij zelf werd bedoeld.
Voor toepassing van art. 6:258 BW is alleen plaats wanneer de onvoorziene omstandigheden, die bij totstandkoming van de overeenkomst nog in de toekomst lagen, van dien aard zijn dat de wederpartij van degene die herziening van de overeenkomst verlangt, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding niet mag verwachten. Hieraan is niet spoedig voldaan. Zo hier al sprake is van een door partijen niet de overeenkomst verdisconteerde omstandigheid in de zin van art. 6:258 BW, komt deze voor rekening van eiseres.
Spreker(s)
Uitspraken met hetzelfde onderwerp:
-
Onvoorziene omstandigheden
- Rechtbank Overijssel 10 februari 2022 (ECLI:NL:RBOVE:2022:467)
- Rechtbank Noord-Holland 12 januari 2022 (ECLI:NL:RBNHO:2022:150)
- Hoge Raad 29 mei 2020 (ECLI:NL:HR:2020:985)
-
Corona/ imprevision in de rechtspraak
- Hoge Raad 6 oktober 2017 (ECLI:NL:HR:2017:2566)
-
Uitleg(sub)regels Hoge Raad
- Hoge Raad 19 oktober 2007 (ECLI:NL:HR:2007:BA7024)
-
Hoge Raad 24 december 2021 | Huurkorting
- Hoge Raad 24 december 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1974)
-
Onvoorziene omstandigheden
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch 22 september 2015 (ECLI:NL:GHSHE:2015:3668)
- Gerechtshof Amsterdam 13 mei 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:1867)
Aanmelden | Hoge Raad 20 februari 1998
Rechtsgebiedenregister: Huurrecht, Verbintenissenrecht
Beschikt u al over een AvdR account?
Nieuw bij avdr.com? Maak een account aan