ECLI:NL:HR:2009:BG1645
Datum: 20-01-2009
Onderwerp: Art. 37a Sr + Regeling Weigerende Observandi
Rechtsgebiedenregister: Psychiatrisch patiëntenrecht
Vindplaats: Extern
OM-cassatie. Oplegging tbs. De rechter in feitelijke aanleg is bij zijn beslissing over de vraag of de tbs-maatregel moet worden opgelegd, niet gebonden aan de in art. 37.2 Sr bedoelde rapporten en adviezen die over de persoonlijkheid van verdachte zijn uitgebracht omdat de waardering van die rapporten en adviezen aan hem is voorbehouden (vgl. o.m. HR LJN AW4414). Het is voorts aan diezelfde rechter om te beoordelen of de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van tbs eist. Die beoordeling is zozeer verweven met waarderingen van feitelijke aard dat zij in cassatie slechts in beperkte mate kan worden getoetst. Het Hof heeft uiteengezet dat en waarom het tot een andere inschatting is gekomen van het recidivegevaar dan de deskundigen van het Pieter Baan Centrum. Waar het Hof gewaagt van het ontbreken van "acuut gevaar voor herhaling", heeft het tot uitdrukking gebracht dat dat gevaar niet van dien aard is dat de i.h.k.v. de zaak i.c. te beantwoorden vraag of de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld, bevestigend moet worden beantwoord. De klachten dat het Hof de rapportage van de deskundigen van het Pieter Baan Centrum onjuist heeft geïnterpreteerd, waar het het te duchten gevaar voor herhaling betreft, falen omdat ’s Hofs oordeel omtrent het recidivegevaar ook in het licht van de desbetreffende rapportage niet onbegrijpelijk is. Het Hof heeft dat gevaar anders gewaardeerd dan die deskundigen. Een dergelijke waardering is voorbehouden aan de feitenrechter en onttrekt zich aan toetsing in cassatie. De klacht dat het Hof, waar het spreekt over het ontbreken van een "acuut gevaar" voor herhaling, een onjuiste maatstaf heeft gehanteerd en heeft miskend dat het bij zijn oordeel ook het gevaar voor herhaling "op korte dan wel lange termijn" diende te betrekken, berust op een onjuiste lezing van de bestreden uitspraak, zodat het evenmin tot cassatie kan leiden. Conclusie AG: anders.