Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 5 maart 2024 Hoge Raad 5 maart 2024 Bekijk alles
ECLI:NL:HR:2006:AX1665 Hoge Raad 20 juni 2006

ECLI:NL:HR:2006:AX1665

Datum: 20-06-2006

Onderwerp: Verantwoordelijk voor tenuitvoerlegging

Rechtsgebiedenregister: Strafrecht, Jeugdrecht strafrecht

Vindplaats: Extern


Vordering tul; bevoegde rechter; afzonderlijke beslissing bij vordering o.g.v. niet naleving bijzondere voorwaarde; rechtsmiddel. Ex art. 14g.3 Sr is indien de algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit niet is nageleefd, tot behandeling van de vordering tul bevoegd de rechter bij wie de zaak m.b.t. het nieuwe feit aanhangig wordt gemaakt en kan die vordering slechts bij gelegenheid van een veroordeling t.z.v. dat feit worden toegewezen. Ex art. 361a Sv maakt de beslissing omtrent de gegrondheid van die vordering deel uit van de in de strafzaak gegeven uitspraak. Een vordering tul o.g.v. niet-naleving van een bijzondere voorwaarde kan ex art. 14g.3 Sr uitsluitend worden ingediend bij de rechter die de voorwaarde heeft opgelegd. De wet voorziet niet in de mogelijkheid dat de behandeling van een zodanige vordering wordt gevoegd met de behandeling van een nieuwe strafzaak. Op een zodanige vordering dient derhalve een afzonderlijke beslissing te worden gegeven. Ex art. 14j.1 Sr zijn tul-beslissingen, v.zv. zij geen deel uitmaken van uitspraken t.z.v. andere strafbare feiten, niet aan enig rechtsmiddel onderworpen. Alleen een beslissing m.b.t. (de gegrondheid van) een vordering tul wegens niet-naleving van de algemene voorwaarde kan deel uitmaken van een uitspraak t.z.v. andere strafbare feiten, zodat art. 14j Sr slechts tegen een zodanige beslissing een rechtsmiddel openstelt (waarbij dat rechtsmiddel slechts tegen de uitspraak in haar geheel kan worden ingesteld: HR NJ 1994, 233 en NJ 1994, 675). Een in geval van niet-naleving van een bijzondere voorwaarde gegeven beslissing op een vordering tul is dus ingevolge de in art. 14j Sr vooropgestelde hoofdregel niet aan enig rechtsmiddel onderworpen (HR NJ 1996, 201). Gelet op het voorgaande was i.c. de rb bevoegd om de vordering te behandelen, omdat het een vordering betreft als bedoeld in art. 14g Sr wegens niet-naleving van een bijzondere voorwaarde en die rb die voorwaarde had opgelegd. Tegen de door de rb gegeven beslissing op die vordering stond geen rechtsmiddel open. Het hof heeft daarom verdachte terecht niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep v.zv. gericht tegen de beslissing van de rb tot toewijzing van de genoemde vordering. Daaraan doet niet af dat de rb abusievelijk de beslissing t.a.v. die vordering heeft opgenomen in de uitspraak in onderhavige strafzaak.

Ga naar uitspraak