Hoge Raad 12 maart 2024 Rechtbank Oost-Brabant 20 februari 2024 Rechtbank Midden-Nederland 13 februari 2024 Hoge Raad 13 februari 2024 Gerechtshof Den Haag 12 februari 2024 Bekijk alles
ECLI:NL:HR:2021:947 Hoge Raad 22 juni 2021

ECLI:NL:HR:2021:947

Datum: 22-06-2021

Onderwerp: Mr. Big

Rechtsgebiedenregister: Strafrecht

Vindplaats: Avdr.nl



Brandstichting in woning met dodelijke afloop, art. 157 Sr. Inzet undercoveragent op luchtplaats politiebureau tijdens pauze van regulier politieverhoor van kwetsbare verdachte a.b.i. art. 28b.1 Sv. Stelselmatig informatie inwinnen, art. 126j Sv. Is verklaring van verdachte in strijd met verklaringsvrijheid afgelegd? HR herhaalt relevante overwegingen uit HR:2004:AN9195 m.b.t. toelaatbaarheid stelselmatig inwinnen van informatie door undercoveragent ingeval verdachte van zijn vrijheid is beroofd. Voor beoordeling of verklaringen van verdachte in strijd met verklaringsvrijheid zijn afgelegd, kan tevens persoon van verdachte van belang zijn, bijvoorbeeld als het (kennelijk) gaat om zogenoemd kwetsbare verdachte a.b.i. art. 28b.1 Sv. Persoon van verdachte kan i.h.b. van belang zijn bij beoordeling van mate van druk die van door niet als zodanig kenbare opsporingsambtenaar ondernomen activiteiten jegens verdachte kan zijn uitgegaan, en mate waarin handelingen en gedragingen van opsporingsambtenaar tot betreffende verklaringen van verdachte hebben geleid.
Gelet op ’s hofs vaststellingen is oordeel dat “niet zodanig inbreuk is gemaakt op verklaringsvrijheid van verdachte dat in strijd is gehandeld met art. 29 Sv en art. 6 EVRM” niet z.m. begrijpelijk. Uit vaststellingen volgt immers dat als kwetsbaar aangemerkte verdachte bij herhaling beroep op haar zwijgrecht heeft gedaan, dat zij tijdens onderbreking van – en dus direct volgend op – politieverhoor is bevraagd door niet als zodanig kenbare opsporingsambtenaar, terwijl op dat moment waarborgen ontbraken die i.v.m. haar kwetsbaarheid bij politieverhoor waren getroffen (aanwezigheid van advocaat, audiovisuele registratie en volgen van verhoor door recherchepsycholoog), en dat opsporingsambtenaar opeenvolgende vragen heeft gesteld over betrokkenheid van verdachte bij tlgd. brandstichting en wijze waarop feit is begaan. Daarbij heeft hof onvoldoende blijk ervan gegeven persoon van verdachte te hebben betrokken bij i.h.b. beoordeling van mate van druk die van door niet als zodanig kenbare opsporingsambtenaar ondernomen activiteiten jegens verdachte kan zijn uitgegaan en mate waarin handelingen en gedragingen van opsporingsambtenaar tot betreffende verklaringen van verdachte hebben geleid. ’s Hofs overweging dat verdachte, toen zij camera’s op de luchtplaats in de gaten kreeg, ging ontkennen en bleef ontkennen en dat daarom “verdachte – ondanks het feit dat het een kwetsbare verdachte betrof en zij in voorarrest zat – in staat was haar wil te bepalen, overeenkomstig die wil te verklaren en zich niet liet beïnvloeden”, doet daaraan niet af.
Volgt vernietiging en terugwijzing. CAG: anders.

Ga naar uitspraak
Spreker(s)

mr. Rob ter Haar

plaatsvervangend rechter Rechtbank Overijssel docent Universiteit Utrecht