Hoge Raad 21 maart 2025 Rechtbank Rotterdam 13 november 2024 Hoge Raad 12 november 2024 Hoge Raad 12 november 2024 Hoge Raad 12 november 2024 Bekijk alles
ECLI:NL:HR:2020:1459 Hoge Raad 22 september 2020

ECLI:NL:HR:2020:1459

Datum: 22-09-2020

Onderwerp: Naar een eis van contextueel verband

Rechtsgebiedenregister: Strafrecht

Vindplaats: LegalFlix

Medeplegen poging tot afpersing, art. 317 Sr. 1. Bewijsminimum, art. 342.2 Sv (unus testis). Vinden verklaringen van aangever voldoende steun in waarneming van moeder van aangever? 2. Omzetting vervangende hechtenis in gijzeling bij schadevergoedingsmaatregel, art. 36f Sr.Ad 1. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2010:BM2452 m.b.t. bewijsminimum van art. 342.2 Sv. Hof heeft naast de verklaring van aangever waarin hij o.m. verklaart op 25 januari 2014 hard tegen gezicht te zijn geslagen door verdachte, voor bewijs gebruikt de verklaring van moeder van aangever, inhoudende o.m. de waarneming van blauw-geel gekleurd oog bij aangever op 25 januari 2014. Gelet hierop kan niet worden gezegd dat voor bewijs gebruikte verklaring van aangever onvoldoende steun vindt in overig bewijsmateriaal. Van schending van art. 342.2 Sv is daarom geen sprake. Volgt verwerping. Ad 2. HR ambtshalve: Hof heeft verdachte verplichting opgelegd om aan Staat ten behoeve van in arrest genoemd slachtoffer in arrest vermeld bedrag te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door in arrest genoemd aantal dagen hechtenis. HR zal ’s hofs uitspraak ambtshalve vernietigen v.zv. daarbij vervangende hechtenis is toegepast overeenkomstig hetgeen is beslist in ECLI:NL:HR:2020:914. HR bepaalt dat met toepassing van art. 6:4:20 Sv gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast.

Ga naar uitspraak
Spreker(s)