Hoge Raad 12 maart 2024 Rechtbank Oost-Brabant 20 februari 2024 Rechtbank Midden-Nederland 13 februari 2024 Hoge Raad 13 februari 2024 Gerechtshof Den Haag 12 februari 2024 Bekijk alles
ECLI:NL:HR:2019:602 Hoge Raad 23 april 2019

ECLI:NL:HR:2019:602

Datum: 23-04-2019

Onderwerp: Levenslanggestraften

Rechtsgebiedenregister: Strafrecht

Vindplaats: Extern

Liquidatieproces Passage. Verdachte is veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf voor betrokkenheid bij vier moorden en poging tot moord (art. 289 Sr). 1. Kroongetuigenregeling, art. 226g Sv en art. 44a Sr. 2. Verenigbaarheid levenslange gevangenisstraf met art. 3 EVRM, art. 63 Sr en kaderbesluit 2002/584/JBZ. Verdachte is, na feiten die in deze zaak zijn bewezenverklaard maar voorafgaand aan oplegging van levenslange gevangenisstraf voor deze feiten, veroordeeld tot tijdelijke gevangenisstraf voor andere feiten. Ad 1. HR wijdt voorafgaande beschouwingen aan gebruik van verklaringen van kroongetuigen. Daarin schetst HR hoofdlijnen van wettelijke regeling en gaat hij in op (a) vraag of toezeggingen aan kroongetuige ook betrekking mogen hebben op ontnemingsvordering, (b) vraag of toezeggingen m.b.t. feitelijke bescherming van getuige (art. 226l Sv) onderdeel uitmaken van in art. 226g.1 Sv bedoelde afspraak en (c) toetsing door rechter (RC enerzijds en zittingsrechter anderzijds) van toezeggingen en gebruik van kroongetuigenverklaring voor bewijs. Ad (a) Het door art. 226g.1 Sv jo. art. 44a Sr bepaalde kader voorziet er niet in dat zo een toezegging voorwerp is van een afspraak in de zin van art. 226g.1 Sv. HR zet uiteen wat dit betekent voor schikkingsbevoegdheid van de OvJ ex art. 511c Sv. Ad (b) Toezeggingen m.b.t. feitelijke bescherming maken geen onderdeel uit van in art. 226g.1 Sv bedoelde afspraak en kunnen ook niet worden beschouwd als afspraken in de zin van art. 226g.4 Sv. Ad (c) Rechtmatigheidstoets die RC uitvoert, omvat allereerst een beoordeling of afspraak in overeenstemming is met in art. 226g.1 Sv genoemde voorwaarden. Bij beoordeling of het maken van afspraak voorts voldoet aan eisen van proportionaliteit en subsidiariteit, houdt RC rekening met dringende noodzaak en belang van verkrijgen van getuigenverklaring. RC geeft een oordeel over de betrouwbaarheid van getuige nadat hij deze heeft gehoord (art. 226h.3 Sv). Het is voorbehouden aan (zittings)rechter die over de feiten oordeelt om datgene tot het bewijs te bezigen wat hem uit een oogpunt van betrouwbaarheid daartoe dienstig voorkomt en datgene terzijde te stellen wat hij voor het bewijs van geen waarde acht. T.a.v. deze beslissing gelden, indien die verklaring voor bewijsvoering wordt gebruikt, geen bijzondere andere wettelijke bewijs(motiverings)voorschriften dan genoemd in art. 360.2, 360.4, 344a.4, 359.2 en 359a Sv. In cassatie gelden m.b.t. toetsing van beslissing inzake de selectie en waardering van het beschikbare bewijsmateriaal evenmin bijzondere regels. HR oordeelt dat middelen over kroongetuigen falen.Ad 2. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2017:3185, inhoudende dat Nederlands recht voorziet in zodanig stelsel van herbeoordeling op grond waarvan in zich daarvoor lenende gevallen kan worden overgegaan tot verkorting van levenslange gevangenisstraf, dat oplegging daarvan niet in strijd met art. 3 EVRM is. Niet kan worden gezegd dat voor verdachte onvoldoende duidelijk is welke criteria worden aangelegd bij de procedure van herbeoordeling of dat oplegging levenslange gevangenisstraf in strijd komt met art. 3 EVRM omdat onzeker is of aan verdachte gedurende zijn detentie voldoende op rehabilitatie gerichte activiteiten worden aangeboden om bij herbeoordeling in aanmerking te kunnen komen voor verkorting levenslange gevangenisstraf. Daarbij is nog van belang dat de wijze waarop het nieuwe stelsel van herbeoordeling in de praktijk zal worden toegepast, in de toekomst ligt besloten. De onvermijdelijk uit die realiteit voortvloeiende onzekerheden ontnemen aan oplegging van levenslange gevangenisstraf echter niet de verenigbaarheid met art. 3 EVRM, i.h.b. ook niet omdat levenslanggestraften mogelijkheid hebben de wijze waarop straf daadwerkelijk wordt tenuitvoergelegd voor te leggen aan penitentiaire rechter en burgerlijke rechter. Falende klachten (1) dat art. 63 Sr jo. art. 57 en 59 Sr meebrengt dat eerdere strafoplegging in de weg staat aan oplegging levenslange gevangenisstraf, (2) dat levenslange gevangenisstraf in strijd is met art. 3 EVRM omdat voor verdachte niet duidelijk is wat bij gratieverlening consequenties zijn van eerder opgelegde tijdelijke gevangenisstraf en (3) dat levenslange gevangenisstraf in strijd is met door Spanje aan tul van EAB gestelde voorwaarde dat geen levenslange gevangenisstraf zal worden opgelegd die "onvermijdelijk levenslang" is. Volgt verwerping. Samenhang met 17/03276, 17/03280, 17/03297, 17/03339 en 17/03459.

Ga naar uitspraak