ECLI:NL:HR:2020:1095
Datum: 23-06-2020
Onderwerp: Bewijsminimum | steunbewijs in gebruik drie zakdoekjes
Rechtsgebiedenregister: Strafrecht
Wetsartikelen: Art. 244 Sr., Art. 245 Sr., Art. 249 Sr.
Vindplaats: Avdr.nl
Ontucht met toentertijd 12-jarige dochter door vader (art. 244, 245 en 249 Sr). 1. Bewijsminimum, art. 342.2 Sv (unus testis). Vinden verklaringen dochter voldoende steun in verklaring moeder over gebruik van 3 zakdoeken door verdachte? 2. Omzetting vervangende hechtenis in gijzeling bij schadevergoedingsmaatregel, art. 36f Sr.Ad 1. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2010:BM2452 m.b.t. bewijsminimum van art. 342.2 Sv. Hof heeft gemotiveerd uiteengezet waarom verklaringen van aangeefster voldoende steun vinden in verklaring van haar moeder. Hof heeft daarbij i.h.b. acht geslagen op onderdeel van verklaringen van aangeefster dat inhoudt dat verdachte bij bewezenverklaarde feiten drie zakdoeken gebruikte, die door verdachte bij tlgd. gedragingen uitgespreid werden neergelegd en voor afvegen van zaad werden gebruikt. Hof heeft overwogen dat deze verklaringen steun vinden in verklaring van moeder van aangeefster die inhoudt dat het bij haar en verdachte (haar ex-echtgenoot) ook op die manier met drie zakdoeken ging. Hof heeft hierbij in aanmerking genomen dat het gaat om persoonlijke herkenning door moeder van aangeefster van deze handelswijze van verdachte. Verklaring van moeder van aangeefster staat niet in te ver verwijderd verband met verklaring van aangeefster nu verklaring van moeder betrekking heeft op specifieke handelswijze van verdachte bij seksuele handelingen en daarmee steun geeft aan verklaring van aangeefster. Geen schending van art. 342.2 Sv.Ad 2. HR ambtshalve: Hof heeft verdachte verplichting opgelegd om aan Staat t.b.v. in arrest genoemd slachtoffer in arrest vermeld bedrag te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door in arrest genoemd aantal dagen hechtenis. HR zal ‘s hofs uitspraak ambtshalve vernietigen v.zv. daarbij vervangende hechtenis is toegepast overeenkomstig hetgeen is beslist in ECLI:NL:HR:2020:914. HR bepaalt dat met toepassing van art. 6:4:20 Sv gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast.