ECLI:NL:HR:2020:1033
Datum: 23-06-2020
Onderwerp: Vermogensdelicten
Rechtsgebiedenregister: Strafrecht
Vindplaats: Extern
Verduistering paard dat aangeefster op afbetaling heeft gekocht van verdachte (huurkoop), art. 321 Sr. Behoorde paard niet langer aan verdachte toe a.b.i. art. 321 Sr? Hof heeft vastgesteld dat civiele kamer van hof bij onherroepelijk arrest voor recht heeft verklaard dat rechtsverhouding tussen verdachte en aangeefster m.b.t. paard huurkoop is en dat aangeefster na betaling van 48 maandelijkse termijnen eigenaresse zou zijn van paard. Hof heeft voorts vastgesteld dat civiele kamer van hof verdachte heeft veroordeeld paard aan aangeefster terug te geven maar dat verdachte paard niet heeft teruggegeven en het bij zich heeft gehouden. Hof heeft op grond hiervan geoordeeld dat verdachte zonder daartoe gerechtigd te zijn als heer en meester over paard heeft beschikt en het zich aldus wederrechtelijk heeft toegeëigend. In die beslissing ligt ‘s hofs oordeel besloten dat verdachte in bewezenverklaarde periode nog wel eigenaresse was van paard maar dat paard haar desondanks niet langer ‘toebehoorde’ a.b.i. art 321 Sr. Dat oordeel is niet begrijpelijk, in aanmerking genomen dat enkele omstandigheid dat verdachte o.g.v. veroordeling tot nakoming van huurkoopovereenkomst gehouden was paard aan huurkoper af te geven, niet meebrengt dat paard in deze zin aan huurkoper ‘toebehoorde’. Volgt g vernietiging en terugwijzing.