Hoge Raad 17 november 2023 Rechtbank Den Haag 7 november 2023 Rechtbank Midden-Nederland 6 november 2023 Rechtbank Rotterdam 31 oktober 2023 College van Beroep voor het bedrijfsleven 17 oktober 2023 Bekijk alles
ECLI:NL:HR:2018:424 Hoge Raad 23 maart 2018

ECLI:NL:HR:2018:424

Datum: 23-03-2018

Onderwerp: Vorderingen die zijn ontstaan tijdens of na een faillissement

Overige onderwerpen: Faillissement, Geen verjaring van niet opeisbare vorderingen, Vorderingen die zijn ontstaan tijdens of na een faillissement , Invloed faillissement op wederkerige overeenkomsten, Invloed faillissement op wederkerige overeenkomsten art. 37-40 Fw. en fixatiebeginsel, Voorgeschreven Jurisprudentie

Rechtsgebiedenregister: Verbintenissenrecht, Financieel recht, Insolventierecht

Vindplaats: Avdr.nl, LegalFlix


Prejudiciële vragen (art. 392 Rv). Faillissementsrecht. Invloed faillissement op wederkerige overeenkomsten, art. 37-40 Fw. Fixatiebeginsel, art. 24 Fw. Mogelijkheid tot verificatie van vorderingen uit overeenkomst of andere rechtsverhouding die na ingaan van het faillissement zijn ontstaan; precisering van HR 19 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY6108, NJ 2013/291 (Koot/Tideman). Vorderingen uit duurovereenkomsten. Vorderingen tot schadevergoeding. Beding dat aanspraak geeft op schadevergoeding of boete, art. 6:94 BW en 6:248 BW. Beding tot vergoeding juridische kosten, waaronder proceskosten, art. 6:96 BW en art. 242 Rv. Waardering vorderingen, art. 131 Fw en art. 133 Fw. Moment van verificatie, art. 108 lid 1 Fw. Surseance gevolgd door faillissement, art. 249 Fw.

Ga naar uitspraak
Spreker(s)

prof. mr. Dennis Faber

senior adviser Clifford Chance LLP hoogleraar burgerlijk recht Radboud Universiteit Nijmegen lid dagelijks bestuur onderzoekcentrum onderneming & recht Radboud Universiteit Nijmegen