Poging zware mishandeling. Voorwaardelijk opzet op zwaar lichamelijk letsel door met gebalde vuist één stomp tegen het gezicht te geven? Art. 45 Sr en art. 302 Sr. Het Hof heeft vastgesteld dat verdachte, die vroeger heeft gebokst en een grote man is van ca. twee meter, met een gebalde vuist “gericht en met kracht” tegen het gezicht van het slachtoffer onder zijn rechteroog en tegen zijn neus heeft gestompt ten gevolge waarvan fracturen aan de oogkas en het neusbot zijn ontstaan. ’s Hofs op die - niet onbegrijpelijke - vaststellingen gebaseerde oordeel dat kan worden bewezenverklaard dat verdachtes opzet was gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is toereikend gemotiveerd. Volgt verwerping. CAG: anders.
Spreker(s)
Uitspraken met hetzelfde onderwerp:
-
(voorwaardelijk) opzet
- Hoge Raad 19 november 2019 (ECLI:NL:HR:2019:1804)
-
Vormen van opzet
- Hoge Raad 30 mei 2017 (ECLI:NL:HR:2017:973)
-
De aanmerkelijke kans
- Hoge Raad 13 september 2016 (ECLI:NL:HR:2016:2060)
- Hoge Raad 30 oktober 2012 (ECLI:NL:HR:2012:BX5396)
- Hoge Raad 13 juli 2010 (ECLI:NL:HR:2010:BM0241)
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch 21 maart 2007 (ECLI:NL:GHSHE:2007:BA7857)
- Hoge Raad 24 februari 2004 (ECLI:NL:HR:2004:AO1498)
- Hoge Raad 25 maart 2003 (ECLI:NL:HR:2003:AE9049)
-
Zwaar lichamelijk letsel
- Hoge Raad 29 januari 2019 (ECLI:NL:HR:2019:122)
-
Poging
- Hoge Raad 6 december 2016 (ECLI:NL:HR:2016:2763)