Hoge Raad 12 maart 2024 Gerechtshof Den Haag 12 februari 2024 Rechtbank Den Haag 15 december 2023 Hoge Raad 14 november 2023 Hoge Raad 14 november 2023 Bekijk alles
ECLI:NL:HR:2021:768 Hoge Raad 25 mei 2021

ECLI:NL:HR:2021:768

Datum: 25-05-2021

Onderwerp: Ondervragingsrecht

Rechtsgebiedenregister: Strafrecht

Vindplaats: Extern

Ontucht door 20-jarige verdachte met aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwd 6-jarig nichtje en 2-jarig neefje (meermalen gepleegd), art. 249 Sr. 1. Afwijzing van bij appelschriftuur gedaan, ttz. in h.b. gehandhaafd en op latere tz. in h.b. herhaald voorwaardelijk gedaan getuigenverzoek (nichtje dat eerder bij politie is gehoord), omdat noodzaak niet is gebleken. 2. Gebruik van getuigenverklaring voor het bewijs. Schending ondervragingsrecht?Ad 1. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2021:576 (post-Keskin) m.b.t. beoordeling verzoeken tot oproepen en horen van getuigen door feitenrechter, in situatie dat zo’n verzoek betrekking heeft op getuige t.a.v. wie verdediging het ondervragingsrecht nog niet heeft kunnen uitoefenen, terwijl deze getuige al - in het vooronderzoek of anderszins - een verklaring heeft afgelegd met belastende strekking. Oordeel hof dat noodzaak tot horen getuige niet is gebleken is niet z.m. begrijpelijk, omdat aan het verzoek o.m. ten grondslag is gelegd dat eerder door getuige afgelegde en in dossier gevoegde verklaring belastend is voor verdachte, dat verklaring door Rb is gebruikt voor het bewijs en dat verdachte de juistheid van die verklaring betwist en niet in gelegenheid is gesteld om het ondervragingsrecht uit te oefenen. Daarmee doet zich geval voor waarin belang bij het oproepen en horen van getuige moet worden voorondersteld, terwijl de door hof bij afwijzing van verzoek in aanmerking genomen gronden niet met zich brengen dat dit belang in deze zaak ontbreekt. Wat hof heeft overwogen over leeftijd en psychische gesteldheid van getuige doet hieraan niet af. V.zv. hof heeft beoogd tot uitdrukking te brengen dat het de afwijzing van het verzoek mede baseert op omstandigheid dat sprake is van gegrond vermoeden a.b.i. art. 288.1.b Sv dat gezondheid van getuige door afleggen van verklaring in gevaar zou worden gebracht, is dat oordeel niet z.m. begrijpelijk in het licht van motiveringseisen die gelden voor toepassing van die bepaling (vgl. ECLI:NL:HR:2020:446). Ad 2. Ook oordeel dat art. 6 EVRM niet in de weg staat aan gebruik van door getuige afgelegde verklaring voor het bewijs, is niet z.m. begrijpelijk. Hof heeft namelijk onvoldoende blijk van gegeven te hebben nagegaan of procedure in haar geheel voldoet aan het door art. 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces. HR neemt volgende in aanmerking. Oordeel dat voldoende steunbewijs bestaat voor de verklaring van getuige - waarmee het hof kennelijk tot uitdrukking heeft gebracht dat de bewezenverklaring niet in beslissende mate steunt op de verklaring van getuige is niet z.m. begrijpelijk, gelet op het gewicht van de voor het bewijs gebruikte verklaring van deze getuige in het licht van de bewijsvoering als geheel. Daarnaast heeft hof onvoldoende blijk gegeven te hebben beoordeeld of goede reden bestond voor niet bieden van ondervragingsgelegenheid. Hierbij is nog van belang dat hof weliswaar de belangen van getuige heeft benoemd die zich verzetten tegen horen als getuige, maar die belangen niet heeft afgewogen tegen belangen die met uitoefening van het ondervragingsrecht zijn gemoeid. Dat hof compenserende factoren heeft benoemd en bij oordeel heeft betrokken, leidt niet tot ander resultaat. De in aanmerking genomen factoren kunnen op zichzelf van belang zijn voor bieden van compensatie voor door verdediging ondervonden beperkingen bij het onderzoek naar betrouwbaarheid van verklaring van getuige. Nu hof daarbij echter niet heeft meegewogen in hoeverre sprake was van een goede reden voor het niet bieden van een ondervragingsgelegenheid, kan uitsluitend het in aanmerking nemen van het bestaan van dergelijke compenserende factoren niet oordeel dragen dat beslissing om tenlastegelegde mede o.g.v. verklaring van niet-ondervraagde getuige bewezen te verklaren in overeenstemming is met het door art. 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces. Volgt vernietiging en terugwijzing.

Ga naar uitspraak