ECLI:NL:HR:2018:1767
Datum: 25-09-2018
Onderwerp: Bewijs tijdens het o.t.t.
Overige onderwerpen: Medeplegen, Medeplichtigheid
Rechtsgebiedenregister: Strafrecht
Vindplaats: Extern
Medeplegen diefstal aanhangwagen door verdachte en haar broer, art. 311.1.4 Sr. Medeplegen i.g.v. voorhanden hebben gestolen goed kort na diefstal en betrekken van zwijgen verdachte in bewijsoverwegingen in relatie tot familiair verschoningsrecht a.b.i. art. 217.2 Sv. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2016:1315, ECLI:NL:HR:2016:1323 en ECLI:NL:HR:2017:3022 m.b.t. voorhanden hebben gestolen goederen en mogelijkheid het niet geven van een (aannemelijke) verklaring te betrekken in bewijsoverwegingen. ’s Hofs oordeel dat, mede in aanmerking genomen dat een aannemelijke, andersluidende verklaring van verdachte is uitgebleven, verdachte en haar mededader zo nauw en bewust hebben samengewerkt dat sprake is van medeplegen diefstal, is niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd. Opvatting dat de enkele omstandigheid dat verdachte een persoon a.b.i. art. 217 Sv is, eraan in de weg staat dat de rechter in zijn overwegingen omtrent het gebezigde bewijsmateriaal betrekt dat verdachte niet een aannemelijke verklaring heeft gegeven voor het voorhanden hebben van een gestolen goed, is onjuist. Volgt verwerping. Samenhang met 17/00452.