ECLI:NL:HR:2010:BK2094
Datum: 26-01-2010
Onderwerp: De bewijsminimumregel
Overige onderwerpen: Vaart HR
Rechtsgebiedenregister: Strafrecht
Vindplaats: Avdr.nl
Art. 342.2 Sv. Unus testis, nullus testis. Vlgs art. 342.2 Sv – dat de tll in haar geheel betreft – kan het bewijs dat verdachte het tlg. feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van 1 getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat het de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door 1 getuige gereleveerde f&o op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan dat bewijsmininum is voldaan laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. De HR kan daarom geen algemene regel geven over de toepassing van art. 342.2. Sv, maar daaromtrent slechts tot op zekere hoogte duidelijkheid verschaffen door het beslissen van concrete gevallen. I.c. kan niet worden gezegd dat de tot het bewijs gebezigde verklaring van aangever onvoldoende steun vindt in het overige gebezigde bewijsmateriaal, zodat van schending van art. 342.2. Sv geen sprake is. Het verband tussen die verklaring en het overige bewijsmateriaal is ook zonder nadere motivering duidelijk en, anders dan in HR LJN BH3704 en HR LJN BG7764, is geen sprake van een te ver verwijderd verband tussen beide.