Poging doodslag op 12-jarige stiefdochter A in Roelofarendsveen, door haar in een koude en onverwarmde ruimte de nacht te laten doorbrengen, zonder mogelijkheden zich voldoende tegen de kou te beschermen, terwijl het buiten vroor, art. 287 Sr. 1. Opzet verdachte op dood, nu verdachte na constatering van de toestand van A medische hulp heeft ingeroepen door 112 te bellen? 2. Vrijwillige terugtred, art. 46b Sr. Ambtshalve cassatie?
Ad 1. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2003:AE9049 m.b.t. voorwaardelijk opzet op de dood. Hof heeft vastgesteld dat verdachte, de stiefmoeder van het meisje, ermee bekend was dat de gezondheidstoestand van A vanaf 7-2-2015 verslechterde en in de avond van 15-2-2015 zorgwekkend was en dat verdachte, wetende dat het die nacht zou gaan vriezen, A zonder voldoende kleding of beddengoed om zich te verwarmen heeft laten verblijven in een koude en onverwarmde ruimte. Deze ruimte was zo koud dat A zodanig onderkoeld is geraakt dat haar temperatuur na meting in het ziekenhuis 23° C bedroeg. Voorts heeft Hof aangenomen dat verdachte niet in de loop van de nacht heeft gecontroleerd of het goed ging met A. Volgens Hof was onder deze omstandigheden sprake van een aanmerkelijke kans dat A zou komen te overlijden en was verdachte zich van die kans bewust. De gedragingen van verdachte, waaronder begrepen het nalaten zich in die nacht te vergewissen van het welzijn van A, kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer op de dood van A gericht dat het niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg op de koop toe heeft genomen en daarmee bewust heeft aanvaard. ’s Hofs oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. De omstandigheid dat verdachte na afloop van die nacht om 9.27 uur telefonisch medische hulp heeft ingeroepen door 112 te bellen, waarna A dankzij langdurige reanimatie en een operatieve ingreep met aansluiting aan een hart-longmachine niet is overleden, doet daaraan niet af.
Ad 2. N.a.v. opmerking CAG betreffende toepassing van ambtshalve cassatie i.v.m. "rechtstreeks en ernstig vermoeden (...) dat artikel 46b Sr hier van toepassing is" merkt HR op dat hij in ECLI:NL:HR:2012:BX0146 en ECLI:NL:HR:2012:BX0129 heeft overwogen dat ambtshalve cassatie bijzonder spaarzaam wordt toegepast. Daar komt in dit geval bij dat de beoordeling van eventuele vrijwillige terugtred a.b.i. art. 46b Sr o.m. afhankelijk is van de bijzondere omstandigheden van het geval en daarmee verband houdende feitelijke vaststellingen en waarderingen, in een geval als het onderhavige o.m. m.b.t. de vraag of, en zo ja, in welke mate het waarschijnlijk is dat het gevolg zou zijn ingetreden ná de uitvoeringshandelingen van verdachte maar vóór de gedragingen waarop een beroep op vrijwillige terugtred is gebaseerd (vgl. ECLI:NL:HR:2009:BF8844, rov. 2.5). Deze beoordeling kan niet voor het eerst in cassatie aan de orde komen.
CAG: anders t.a.v. toepassing van ambtshalve cassatie en vrijwillige terugtred.
Spreker(s)
Uitspraken met hetzelfde onderwerp:
-
- Hoge Raad 19 januari 2021 (ECLI:NL:HR:2021:81) Vrijwillige terugtred
- Hoge Raad 19 mei 2020 (ECLI:NL:HR:2020:895) Poging voorbereiding en terugtred
- Hoge Raad 14 maart 2017 (ECLI:NL:HR:2017:421) Vrijwillige terugtred
- Hoge Raad 3 juli 2012 (ECLI:NL:HR:2012:BW9976) Vrijwillige terugtred
- Hoge Raad 14 oktober 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BT2169) Vrijwillige terugtred
- Hoge Raad 3 maart 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BF8844) Vrijwillige terugtred
-
- Hoge Raad 19 mei 2020 (ECLI:NL:HR:2020:903) Vrijwillige terugtred
- Parket bij de Hoge Raad 14 januari 2020 (ECLI:NL:PHR:2020:21) Vrijwillige terugtred
- Hoge Raad 4 februari 2014 (ECLI:NL:HR:2014:232) Vrijwillige terugtred
- Hoge Raad 17 januari 2012 (ECLI:NL:HR:2012:BT6466) Vrijwillige terugtred
- Hoge Raad 12 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BN4351) Vrijwillige terugtred
- Hoge Raad 13 maart 2007 (ECLI:NL:HR:2007:AZ6709) Vrijwillige terugtred
Aanmelden | Hoge Raad 26 juni 2018
Rechtsgebiedenregister: Strafrecht