Hoge Raad 12 maart 2024 Gerechtshof Den Haag 12 februari 2024 Rechtbank Den Haag 15 december 2023 Hoge Raad 14 november 2023 Hoge Raad 14 november 2023 Bekijk alles
ECLI:NL:HR:2020:918 Hoge Raad 26 mei 2020

ECLI:NL:HR:2020:918

Datum: 26-05-2020

Onderwerp: Schadeverhaal/voeging BP (13)

Rechtsgebiedenregister: Strafrecht, Slachtofferrecht

Vindplaats: Extern

Ontucht met minderjarigen o.a. dochter, meermalen gepleegd (art. 244, 245, 247 en 248 Sr) 1. Middel b.p. (dochter). Ingangsdatum wettelijke rente bij immateriële schadevergoeding. Moet toegewezen vordering b.p. worden vermeerderd met wettelijke rente vanaf einddatum van bewezenverklaarde periode of vanaf datum waarop bewezenverklaarde periode aanving of ander, voor die einddatum gelegen moment? 2. Omzetting vervangende hechtenis in gijzeling bij schadevergoedingsmaatregel, art. 36f Sr.Ad 1. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2019:793 m.b.t. vraag welke schade voor vergoeding in aanmerking komt en waarover b.p. wettelijke rente kan vorderen. Hof heeft vastgesteld dat b.p. immateriële schade heeft geleden door bewezenverklaard ontuchtig handelen van verdachte in periode van 26-11-2008 t/m 24-03-2015. Hof heeft vordering b.p. toegewezen tot bedrag van € 20.000 en daarbij bepaald dat dit bedrag wordt vermeerderd met wettelijke rente vanaf 24-03-2015 tot de algehele voldoening. Daarmee heeft hof geoordeeld dat wat betreft verschuldigdheid van wettelijke rente datum van 24-03-2015 moet worden aangemerkt als datum waarop immateriële schade is ingetreden. Dit oordeel getuigt niet van onjuiste rechtsopvatting en is, in aanmerking genomen de aard van de schade en de - in ‘s hofs vaststellingen besloten liggende - omstandigheid dat schade is geleden door geheel van bewezenverklaarde gedragingen die tot 24-03-2015 stelselmatig hebben plaatsgevonden over zeer lange periode, niet onbegrijpelijk. Ad 2. HR ambtshalve: Hof heeft verdachte verplichtingen opgelegd om aan Staat t.b.v. in arrest genoemde slachtoffers in arrest vermelde bedragen te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door in arrest genoemd aantal dagen hechtenis. HR zal ‘s hofs uitspraak ambtshalve vernietigen v.zv. daarbij vervangende hechtenis is toegepast overeenkomstig hetgeen is beslist in ECLI:NL:HR:2020:914. HR bepaalt dat met toepassing van art. 6:4:20 Sv telkens gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast. CAG gaat in op invloed van art. 80a RO en art. 81.1 RO op bevoegdheid b.p. en strafkorting i.v.m. overschrijding redelijke termijn.

Ga naar uitspraak