ECLI:NL:HR:2019:1856
Datum: 26-11-2019
Onderwerp: Aanhoudingsverzoeken/aanwezigheidsrecht
Rechtsgebiedenregister: Strafrecht
Vindplaats: Extern
Art. 416.2 Sv na veroordeling t.z.v. opzetheling (art. 416 Sr). Aanhoudingsverzoek niet gemachtigde raadsman ttz. op de grond dat hij verdachte wel had verwacht en hij van raadsman van verdachte in andere zaak heeft vernomen dat verdachte in detentie zat, door Hof afgewezen o.g.v. overweging dat er geen sprake is van detentie en verdachte op de hoogte is van zitting. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2018:1934, inhoudende dat dat rechter verzoek reeds - zonder dat wordt overgegaan tot afweging tussen alle bij aanhouding van onderzoek ttz. betrokken belangen - kan afwijzen op de grond dat aan verzoek ten grondslag gelegde omstandigheid niet aannemelijk is. Hof heeft geoordeeld dat aan verzoek tot aanhouding van behandeling van zaak ten grondslag gelegde omstandigheid dat verdachte zich t.t.v. zitting in h.b. mogelijk in detentie bevond, niet aannemelijk is geworden, zodat verzoek moet worden afgewezen. Dat oordeel is, gelet op verhandelde t.tz. in h.b., niet onbegrijpelijk. Volgt verwerping.