Hoge Raad 12 maart 2024 Gerechtshof Den Haag 12 februari 2024 Rechtbank Den Haag 15 december 2023 Hoge Raad 14 november 2023 Hoge Raad 14 november 2023 Bekijk alles
ECLI:NL:HR:2013:494 Hoge Raad 27 augustus 2013

ECLI:NL:HR:2013:494

Datum: 27-08-2013

Onderwerp: Zeden: onvrijwillige seks

Rechtsgebiedenregister: Strafrecht

Vindplaats: Avdr.nl

Verkrachting. Art. 242 Sr. 1. Feitelijkheden die hebben plaatsgevonden voor de tlgd. periode mede redengevend voor het bewijs van de uitgeoefende dwang? Verjaring van die feitelijkheden. 2. Inspelen op devotie of godvruchtigheid een ‘andere feitelijkheid’ i.d.z.v. art. 242 Sr? Ad 1: ’s Hofs oordeel dat f&o die voorafgaand aan de tlgd. periode hebben plaatsgevonden hebben bijgedragen aan de in die tlgd. periode aanwezige dwangsituatie en dat verdachte door te handelen zoals hij heeft gehandeld, ook vóór de tlgd. periode, minst genomen de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de seks die hij met het so. had tegen haar wil geschiedde, geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting, is niet onbegrijpelijk en is toereikend gemotiveerd. Regels van vervolgingsverjaring hebben geen betrekking op afzonderlijke delictsbestanddelen, terwijl het Hof aan de tlgd. periode voorafgaande f&o heeft kunnen en mogen betrekken bij het bewijs van het tlgd. Ad 2. Van door een ‘feitelijkheid dwingen tot het ondergaan van handelingen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam’ a.b.i. art. 242 Sr kan slechts sprake zijn indien verdachte door die feitelijkheid opzettelijk heeft veroorzaakt dat het so. die handelingen tegen zijn/haar wil heeft ondergaan. Van door een feitelijkheid dwingen kan sprake zijn indien verdachte opzettelijk een zodanige psychische druk heeft uitgeoefend of het so. in een zodanige afhankelijkheidssituatie heeft gebracht dat het so. zich daardoor naar redelijke verwachting niet tegen die handelingen heeft kunnen verzetten, of dat verdachte het so. heeft gebracht in een zodanige door hem veroorzaakte (bedreigende) situatie dat het so. zich naar redelijke verwachting niet aan die handelingen heeft kunnen onttrekken. Of zulk een dwang zich heeft voorgedaan, laat zich niet in het algemeen beantwoorden, maar hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. ’s Hofs oordeel dat op grond van diens vaststellingen verdachte een psychisch en uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht had op het so. en (meermalen) heeft ingespeeld op haar devotie of godvruchtigheid, hetgeen een zodanige psychische druk opleverde dat het voor het so. zo moeilijk was om zich aan de bewezenverklaarde handelingen te onttrekken, dat sprake was van door verdachte uitgeoefende dwang, geeft niet blijk van een onjuiste opvatting omtrent het begrip ‘een andere feitelijkheid’ a.b.i. art. 242 Sr.

Ga naar uitspraak
Spreker(s)

mr. Rob ter Haar

plaatsvervangend rechter Rechtbank Overijssel docent Universiteit Utrecht