Hoge Raad 12 maart 2024 Rechtbank Oost-Brabant 20 februari 2024 Rechtbank Midden-Nederland 13 februari 2024 Hoge Raad 13 februari 2024 Gerechtshof Den Haag 12 februari 2024 Bekijk alles
ECLI:NL:HR:2017:1158 Hoge Raad 27 juni 2017

ECLI:NL:HR:2017:1158

Datum: 27-06-2017

Onderwerp: Medeplichtigheid

Rechtsgebiedenregister: Strafrecht

Vindplaats: Avdr.nl


Medeplichtigheid aan afpersing in vereniging. Ripdeal waarbij medeverdachten d.m.v. bedreiging met een vuurwapen een ander 916 gram cocaïne afhandig hebben gemaakt, terwijl verdachte het plan had de cocaïne m.b.v. vals geld te bemachtigen. Voldoende verband gronddelict en misdrijf waarop opzet van de medeplichtige was gericht? HR herhaalt ECLI:NL:HR:2011:BO4471 m.b.t. opzet medeplichtige. Het Hof heeft vastgesteld dat het opzet van verdachte slechts was gericht "op het leveren van hulp aan A en B om met vals geld een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne te verwerven", doch heeft geoordeeld dat dit misdrijf verband hield met de afpersing. In aanmerking genomen wat uit ’s Hofs vaststellingen volgt over de aard van de gedraging van verdachte (valse bankbiljetten aan A geven om daarmee een partij cocaïne te verwerven) en van het gronddelict (afpersing), is ’s Hofs oordeel dat het misdrijf waarop het opzet van verdachte was gericht voldoende verband houdt met de afpersing, niet z.m. begrijpelijk. Daaraan doet niet af hetgeen het Hof heeft overwogen over de overige omstandigheden van het geval (kort gezegd: een illegaal en risicovol gebeuren in het criminele milieu m.b.t. een waardevol goed). CAG: anders.

Ga naar uitspraak
Spreker(s)

mr. Rob ter Haar

plaatsvervangend rechter Rechtbank Overijssel docent Universiteit Utrecht