Hoge Raad 12 maart 2024 Gerechtshof Den Haag 12 februari 2024 Rechtbank Den Haag 15 december 2023 Hoge Raad 14 november 2023 Hoge Raad 14 november 2023 Bekijk alles
ECLI:NL:HR:2018:2157 Hoge Raad 27 november 2018

ECLI:NL:HR:2018:2157

Datum: 27-11-2018

Onderwerp: Witwassen

Rechtsgebiedenregister: Strafrecht

Vindplaats: Extern

Antilliaanse zaak. Veroordeling voormalige minister-president Curaçao voor o.m. passieve ambtelijke omkoping, art. 379.1 SrNA en medeplegen witwassen, art. 435c.1.a SrNA. 1. Bewijsklacht ‘bediening’ a.b.i. art. 379.1 SrNA op de grond dat bewezenverklaring ziet op aannemen giften door verdachte als eilandsraadslid Curaçao, terwijl bewijsvoering betrekking heeft op gedragingen verdachte in periode waarin hij niet meer eilandsraadslid maar minister-president was. 2. Bewijsklacht ‘gift’ a.b.i. art. 379 SrNA op de grond dat slechts sprake is geweest van financiering voor op te richten politieke partij. 3. Bewijsklacht ‘verhullen’ a.b.i. art. 435c.1.a SrNA.Ad 1. Opvatting dat 'bediening' a.b.i. art. 379 SrNA uitsluitend betrekking kan hebben op functie van ambtenaar t.t.v. aannemen van gift en niet (mede) op toekomstige functie van die ambtenaar, is in haar algemeenheid onjuist. Mede gelet op wetsgeschiedenis van art. 363 (oud) Sr - dat naar de kern bezien gelijkluidend is - moet worden aangenomen dat in art. 379 SrNA voorkomend begrip 'bediening' ook het als ambtenaar aannemen van giften i.v.m. handelingen te verrichten in nieuwe ambtelijke functie, binnen bereik van deze strafbepaling kan brengen. Uit bewijsvoering blijkt dat verdachte lid was van Eilandsraad t.t.v. aannemen van geldbedragen van A, dat verdachte doende was met oprichting van nieuwe politieke partij, dat verdachte na die oprichting en deelname verkiezingen minister-president van Curaçao werd, dat A contract naar verdachte heeft gemaild waarin staat dat A zeggenschap zou krijgen in alle beslissingen m.b.t. politieke partij en dat A aan verdachte heeft gemaild dat hij hem veel heeft gesteund en dat hij “het op de één of andere manier” moet terugkrijgen. ‘s Hofs mede op dit een en ander gebaseerde oordeel dat giften aan verdachte werden gedaan teneinde "in zijn bediening" iets te doen of na te laten, geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk.Ad 2. Een 'gift' a.b.i. art. 379 SrNA omvat elk overdragen aan een ander van iets dat voor deze ander waarde heeft (vgl. ECLI:NL:HR:1916:32, NJ 1916, p. 551). Dat een gift wordt gedaan i.h.k.v. bijv. 'fundraising' staat er niet aan in de weg dat sprake kan zijn van een 'gift' a.b.i. art. 379 SrNA (vgl. ECLI:NL:HR:2005:AT8328). In ‘s Hofs overwegingen ligt als zijn oordeel besloten dat beide in bewezenverklaring genoemde geldbedragen ook waarde hadden voor verdachte indien zij geheel of gedeeltelijk zijn benut ter bestrijding van kosten van activiteiten van (mede) door verdachte op te richten politieke partij, zodat ook in dat geval sprake is van giften a.b.i. art. 379 SrNA. Dat oordeel is getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is toereikend gemotiveerd.Ad 3. Art. 435c.1.a SrNA is naar de kern bezien gelijkluidend aan art. 420bis.1.a Sr. Het 'verhullen' a.b.i. art. 420bis.1.a Sr heeft betrekking op gedragingen die erop zijn gericht het zicht op herkomst van geldbedragen te bemoeilijken. Die gedragingen moeten tevens geschikt zijn om dat doel te bereiken (vgl. ECLI:NL:HR:2017:236). Dit geldt ook voor art. 435c.1.a, SrNA. Hof heeft vastgesteld dat verdachte en A overeenkwamen dat bedragen zouden worden gestort op bankrekening van partner van verdachte, dat verdachte aan zijn partner heeft gevraagd of donaties van A op haar Amerikaanse bankrekening mochten worden gestort, dat partner van verdachte overboekingen heeft ontvangen op haar Amerikaanse bankrekening, dat bedragen deels zijn overgeboekt naar Zwitserse bankrekening en deels contant zijn opgenomen en dat noch uit boekhouding van politieke partij noch uit die van verdachte kon blijken dat er gelden waren ontvangen van A. ’s Hofs op deze vaststellingen gebaseerde oordeel dat complex van betalingen en andere financiële transacties erop was gericht herkomst van door A betaalde geldbedragen te verhullen en daartoe ook geschikt was, is niet onbegrijpelijk en ook in het licht van hetgeen door verdediging is aangevoerd toereikend gemotiveerd.Volgt verwerping. Samenhang met 17/03980 A.

Ga naar uitspraak