Hoge Raad 12 maart 2024 Rechtbank Oost-Brabant 20 februari 2024 Rechtbank Midden-Nederland 13 februari 2024 Hoge Raad 13 februari 2024 Gerechtshof Den Haag 12 februari 2024 Bekijk alles
ECLI:NL:HR:2022:958 Hoge Raad 28 juni 2022

ECLI:NL:HR:2022:958

Datum: 28-06-2022

Onderwerp: Benadeelde partij

Overige onderwerpen: Benadeelde partij, Schadeverhaal/voeging BP, Schokschade, Shockschade en affectieschade, Smartengeld

Rechtsgebiedenregister: Verbintenissenrecht, Verzekeringsrecht, Letselschaderecht, Strafrecht, Slachtofferrecht

Vindplaats: Avdr.nl, LegalFlix



Doodslag door haar achtjarige dochter van flatgebouw in Hoogeveen te doen vallen, art. 287 Sr. Vordering benadeelde partij. Shockschade/schokschade. 1. HR preciseert rechtspraak over schokschade. 2. Kon hof vordering van b.p. (vader die het lichaam van zijn dochter in het mortuarium heeft gezien) t.z.v. schokschade toewijzen, ook al was de confrontatie met het lichaam niet onverhoeds en onvermijdbaar?
Ad 1. HR overweegt in aanvulling op HR:2002:AD5356 o.m. het volgende. Iemand die een ander door zijn onrechtmatige daad doodt of verwondt, kan ook onrechtmatig handelen jegens degene bij wie de confrontatie met die daad of de gevolgen daarvan een hevige emotionele schok teweeg brengt (secundair slachtoffer). Gezichtspunten die daarbij een rol spelen zijn: (a) de aard, toedracht en gevolgen van de jegens het primaire slachtoffer gepleegde onrechtmatige daad, (b) de wijze waarop het secundaire slachtoffer wordt geconfronteerd met de jegens het primaire slachtoffer gepleegde onrechtmatige daad en de gevolgen daarvan en (c) de aard en hechtheid van de relatie tussen het primaire en secundaire slachtoffer. Het recht op vergoeding van schokschade is beperkt tot de schade die volgt uit geestelijk letsel waarbij geldt dat zowel de materiële als immateriële schade die daarvan het gevolg is voor vergoeding in aanmerking komt. HR maakt verder opmerkingen over het vereiste dat geestelijk letsel naar objectieve maatstaven is vastgesteld en de betekenis van de in dat verband gebruikte uitdrukking ‘in de psychiatrie erkend ziektebeeld’; de mogelijkheid voor de strafrechter om een vordering t.z.v. schokschade deels toe te wijzen en voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren (vgl. HR:2019:793); samenloop van aanspraken op vergoeding van schokschade en affectieschade; de toetsing in cassatie van oordelen over de omvang van schokschade.
Ad 2. Hof heeft vastgesteld dat de b.p. in het mortuarium is geconfronteerd met het stoffelijk overschot van zijn dochter en de schokkende, destructieve impact van de val op haar lichaam, dat de b.p. door die schokkende ervaring lijdt aan PTSS, dat deze aandoening is gediagnosticeerd door een klinisch psycholoog/psychotherapeut en dat intensieve behandeling daarvan is aangewezen. De hierop gebaseerde toewijzing van de vordering van schokschade geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. De omstandigheden dat de b.p. pas op een later moment met de gevolgen van het bewezenverklaarde feit is geconfronteerd en dat die confrontaties in het mortuarium en nadien nog met foto’s niet onverhoeds en ook niet onvermijdbaar waren, doen daaraan - gelet ook op de door het hof als gruwelijk aangemerkte toedracht van het bewezenverklaarde en de directe familieband tussen het slachtoffer en de b.p. - niet af.
Volgt verwerping.

Ga naar uitspraak
Spreker(s)

mr. Rob ter Haar

plaatsvervangend rechter Rechtbank Overijssel docent Universiteit Utrecht

prof. mr. Anne Keirse

raadsheer Gerechtshof Amsterdam hoogleraar burgerlijk recht Universiteit Utrecht