Hoge Raad 15 maart 2024 Rechtbank Midden-Nederland 5 maart 2024 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 4 maart 2024 Rechtbank Rotterdam 1 maart 2024 Gerechtshof Den Haag 27 februari 2024 Bekijk alles
ECLI:NL:GHSHE:2019:3211 Hoge Raad 29 augustus 2019

ECLI:NL:GHSHE:2019:3211

Datum: 29-08-2019

Onderwerp: G-grond

Rechtsgebiedenregister: Sociaal-zekerheidsrecht, Ambtenarenrecht, Arbeidsrecht

Vindplaats: Extern

Arbeidsrecht WWZ. Ook indien vast zou staan dat de werknemer de werkgever ten onrechte heeft beschuldigd van seksuele intimidatie, leidt dat niet tot ernstige verwijtbaarheid aan de zijde van werknemer als gevolg waarvan de arbeidsrelatie is verstoord. Niet is vast komen te staan dat werknemer werkgever ten onrechte heeft beschuldigd om daarmee doelbewust de arbeidsverhouding te verstoren. Ten eerste omdat hieraan verwijtbaar handelen van de werkgever tijdens de re-integratieperiode vooraf ging waardoor de arbeidsrelatie al was verstoord. Ten tweede zijn zakelijk en privé met elkaar vermengd en is het de verantwoordelijkheid van de werkgever om beleid inzake ongewenst gedrag kenbaar te maken aan haar werknemers, hetgeen niet is gebeurd. Transitievergoeding terecht toegekend.

Ga naar uitspraak