Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 5 maart 2024 Hoge Raad 5 maart 2024 Bekijk alles
ECLI:NL:HR:2019:97 Hoge Raad 29 januari 2019

ECLI:NL:HR:2019:97

Datum: 29-01-2019

Onderwerp: Bewijs tijdens het o.t.t.

Overige onderwerpen: Diefstal en heling, Heling en geen verklaring ttv verkrijgen

Rechtsgebiedenregister: Strafrecht

Vindplaats: Avdr.nl

Opzetheling auto, art. 416.1.a Sr. 1. Mocht Hof in zijn overwegingen betrekken dat verdachte geen geloofwaardige hem ontlastende verklaring heeft gegeven voor voorhanden hebben gestolen auto? Art. 6.2 EVRM en art. 6 Richtlijn 2016/343/EU. 2. Verzoek tot stellen prejudiciële vragen aan HvJ EU m.b.t. Richtlijn. 3. Wist verdachte “ten tijde van” voorhanden krijgen van auto dat het een door misdrijf verkregen goed betrof? Ad 1. Omstandigheid dat verdachte weigert verklaring af te leggen of bepaalde vraag te beantwoorden kan op zichzelf, mede gelet op art. 29.1 Sv, niet tot bewijs bijdragen. Rechter mag echter bij zijn bewijsoordeel in aanmerking nemen dat verdachte voor omstandigheid die op zichzelf of in samenhang met verdere inhoud van b.m. beschouwd redengevend kan worden geacht voor bewijs van het aan hem tlgd. feit, geen aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring heeft gegeven. Art. 6.2 EVRM staat daaraan niet in de weg (vgl. ECLI:NL:HR:2012:BW7372). Datzelfde geldt, mede gelet op preambule EU-Richtlijn 2016/343/EU, voor art. 6 Richtlijn, nog daargelaten dat omzettingstermijn eerst op 1-4-2018 - en derhalve na bestreden uitspraak - is verstreken (art. 14.1 Richtlijn). Ad 2. Gelet op voorgaande bestaat geen aanleiding tot stellen van vragen van uitleg.Ad 3. Voor bewezenverklaring van opzetheling dient te worden vastgesteld dat verdachte "ten tijde van" o.m. verwerven of voorhanden krijgen van goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. Uit wetsgeschiedenis bij art. 416.1 Sr volgt dat wetgever met opnemen van bestanddeel "ten tijde van" o.m. verwerven of voorhanden krijgen van goed in art. 416.1.a. Sr heeft willen bewerkstelligen dat in het geval dat iemand eerst na verwerven of voorhanden krijgen wetenschap heeft verkregen van herkomst uit misdrijf, hij niet strafbaar is t.z.v. opzetheling, zoals die in art. 416.1.a. Sr als misdrijf is strafbaar gesteld. Onder omstandigheden kan sprake zijn van strafbaar feit van art. 416.1.b. Sr of - tegenwoordig - van witwassen (art. 420bis e.v. Sr). Rechter mag bij bewijsvoering t.z.v. wetenschap van herkomst uit misdrijf "ten tijde van" o.m. verwerven of voorhanden krijgen van goed betrekken dat aanwijzingen ontbreken dat wetenschap van herkomst uit misdrijf eerst is ontstaan na verwerven of voorhanden krijgen van goed. Daarbij kan procesopstelling van verdachte een rol spelen. Het vorenstaande geldt eveneens voor schuldheling (art. 417bis.1 Sr), waarbij niet het weten, maar het redelijkerwijs moeten vermoeden van herkomst uit misdrijf wordt vereist. Hof heeft o.m. vastgesteld dat verdachte is aangetroffen in auto, deze auto op dat moment niet was voorzien van het originele kenteken, verdachte niet beschikte over autopapieren van auto en verdachte geen geloofwaardige hem ontlastende verklaring heeft gegeven voor voorhanden hebben van deze auto. Uit deze vaststellingen heeft Hof kunnen afleiden dat de verdachte ook "ten tijde van" voorhanden krijgen van auto wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. Volgt verwerping.

Ga naar uitspraak
Spreker(s)

mr. Gerlof Meijer

senior rechter Rechtbank Overijssel auteur, docent en theatermaker

mr. Willemijn Albers

senior juridisch medewerker Gerechtshof Amsterdam