Hoge Raad 29 januari 2019

ECLI:NL:HR:2019:132

Datum: 29-01-2019

Onderwerp(en): Annotatie: Hoge Raad 15 maart 2022 | Medeplegen opzetheling

Rechtsgebiedenregister: Strafrecht

Opzetheling aanhanger, art. 416.1.a Sr. Wist verdachte “ten tijde van” voorhanden krijgen van aanhanger dat het een door misdrijf verkregen goed betrof? Hof heeft bewezen geacht dat verdachte ten tijde van voorhanden krijgen van aanhanger wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. Hof heeft blijkens bewijsvoering bij dit oordeel o.m. betrokken dat (i) verdachte op deze onder hem inbeslaggenomen aanhanger kenteken heeft gemonteerd van aanhanger die hij de dag ervóór had gehuurd om de ware identiteit van eerstgenoemde aanhanger, waarvan bovendien ook identificatieplaatje was verwijderd, te verhullen en (ii) verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven voor voorhanden hebben van die aanhanger, noch voor het daarop aangebrachte valse kenteken. Aldus heeft Hof uit bewijsvoering kunnen afleiden dat verdachte ook "ten tijde van" voorhanden krijgen van aanhanger wist dat deze aanhanger afkomstig was uit enig misdrijf (vgl. ECLI:NL:HR:2019:97). Volgt verwerping. CAG: anders.

Spreker(s)

mr.-Willemijn-Albers-Doek-01.jpeg
mr. Willemijn Albers

senior juridisch medewerker Gerechtshof Amsterdam

Bekijk profiel

Uitspraken met hetzelfde onderwerp: