ECLI:NL:HR:2019:131
Datum: 29-01-2019
Onderwerp: Aanhoudingsverzoek
Rechtsgebiedenregister: Strafrecht
Vindplaats: Avdr.nl
Art. 416.2 Sv bij verstek na veroordeling t.z.v. verduistering (meermalen gepleegd), art. 321 Sr. Aanwezigheidsrecht. Dag vóór tz. per e-mail gedaan aanhoudingsverzoek van verdachte, ttz. door niet gemachtigde raadsvrouwe gehandhaafd, op de grond dat verdachte wegens werk in Antwerpen niet in staat is om ttz. te verschijnen, door Hof afgewezen o.g.v. overweging dat verzoek onvoldoende is onderbouwd. Ligt in ’s Hofs overwegingen besloten dat Hof aangevoerde niet aannemelijk heeft geacht? HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2018:1934, inhoudende dat van verdachte of diens raadsman mag worden gevergd dat hij ter staving van verzoek tot aanhouding gegevens verstrekt die rechter met het oog op te nemen beslissing noodzakelijk acht, dat rechter gevolgen kan verbinden aan omstandigheid dat verzoek onvoldoende door bewijsstukken is gestaafd indien hij aan verzoek ten grondslag gelegde omstandigheden niet z.m. aannemelijk acht en dat rechter verzoek reeds - zonder dat wordt overgegaan tot afweging tussen alle bij aanhouding van onderzoek ttz. betrokken belangen - kan afwijzen op de grond dat aan verzoek ten grondslag gelegde omstandigheid niet aannemelijk is. ‘s Hofs afwijzing van verzoek tot aanhouding van behandeling van zaak berust op de grond dat verzoek onvoldoende is onderbouwd, omdat verdachte verzoek niet met enig stuk heeft gestaafd. Daarin ligt als ‘s Hofs oordeel besloten dat aan verzoek ten grondslag gelegde omstandigheid, inhoudende dat verdachte vanwege zijn werkzaamheden niet ttz. aanwezig kan zijn, gelet op wat aan verzoek ten grondslag is gelegd en ontbreken van bewijsstukken niet aannemelijk is. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk. Hof was bij die stand van zaken niet tot nadere belangenafweging gehouden. Volgt verwerping.