Hoge Raad 12 maart 2024 Rechtbank Oost-Brabant 20 februari 2024 Rechtbank Midden-Nederland 13 februari 2024 Hoge Raad 13 februari 2024 Gerechtshof Den Haag 12 februari 2024 Bekijk alles
ECLI:NL:HR:2018:1053 Hoge Raad 3 juli 2018

ECLI:NL:HR:2018:1053

Datum: 03-07-2018

Onderwerp: Mishandeling

Rechtsgebiedenregister: Strafrecht

Vindplaats: Extern

Mishandeling (door aangeefster A o.m. met een slipper tegen het lichaam te slaan), begaan tegen “zijn echtgenoot” a.b.i. art. 304.1 Sr? De opvatting dat sprake is van een in Irak volgens islamitisch recht gesloten huwelijk en dat een dergelijk huwelijk niet meebrengt dat het slachtoffer van de mishandeling kan worden aangemerkt als “echtgenoot” a.b.i. art. 304.1 Sr is onjuist. Uit de wetsgeschiedenis komt naar voren dat de wetgever bij de uitleg van dat begrip zoveel mogelijk aansluiting heeft gezocht bij het systeem van het personen- en familierecht zoals neergelegd in het BW. Mede in het licht daarvan moet worden aangenomen dat ook sprake kan zijn van zo een “echtgenoot” i.g.v. een buiten Nederland aldaar rechtsgeldig gesloten huwelijk, tenzij blijkt dat dit huwelijk ex art. 10:31 jo. 10:32 BW niet voor erkenning in Nederland in aanmerking komt. In zoverre faalt het middel. De door het Hof gebezigde b.m. houden niets in waaruit kan volgen dat sprake is van enig in Nederland dan wel in het buitenland gesloten huwelijk dan wel van een geregistreerd partnerschap a.b.i. art. 90octies Sr tussen verdachte en A. De bewezenverklaring - i.h.b. het onderdeel “zijn echtgenoot A” - is daarom niet naar de eis van de wet met redenen omkleed. Het middel klaagt daarover terecht. Gelet op hetgeen door verdachte ttz. naar voren is gebracht aangaande zijn huwelijk met A t.t.v. de mishandeling heeft verdachte onvoldoende belang bij zijn klacht over de toereikendheid van de bewijsvoering (vgl. ECLI:NL:HR:2013:BZ5960). Volgt verwerping. CAG: anders t.a.v. belang bij cassatie.

Ga naar uitspraak