Poging diefstal met braak. Begin van uitvoering. Gelet op de vaststellingen van het Hof geeft het oordeel dat de bewezenverklaarde gedragingen van verdachten naar hun uiterlijke verschijningsvorm moeten worden aangemerkt als te zijn gericht op voltooiing van het voorgenomen misdrijf geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is het evenmin onbegrijpelijk.
Spreker(s)
Uitspraken met hetzelfde onderwerp:
-
Poging
- Hoge Raad 30 maart 2021 (ECLI:NL:HR:2021:388)
- Hoge Raad 30 maart 2021 (ECLI:NL:HR:2021:389)
-
Poging
- Hoge Raad 6 december 2016 (ECLI:NL:HR:2016:2763)
-
Poging: relevante rechtspraak
- Hoge Raad 16 september 2014 (ECLI:NL:HR:2014:2671)
-
Poging en voorbereiding
- Hoge Raad 2 juni 2020 (ECLI:NL:HR:2020:975)
- Hoge Raad 30 juni 2015 (ECLI:NL:HR:2015:1769)
- Hoge Raad 17 januari 2012 (ECLI:NL:HR:2012:BT6466)
-
Artikel 45 en 46a Sr
- Hoge Raad 5 april 2016 (ECLI:NL:HR:2016:575)
-
Vrijwillige terugtred
- Hoge Raad 12 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BN4351)
Aanmelden | Hoge Raad 3 maart 2009
Rechtsgebiedenregister: Strafrecht