ECLI:NL:HR:2020:377
Datum: 03-03-2020
Onderwerp: Terbeschikkingstelling
Rechtsgebiedenregister: Strafrecht
Vindplaats: Extern
Gewoonte maken van verwerven, bezitten en verspreiden kinderporno (art. 240b Sr). TBS met voorwaarden. Aanvangsmoment TBS met voorwaarden. Dient periode van i.v.m. de dadelijke uitvoerbaarheid reeds ondergane TBS, in mindering te worden gebracht op totale duur TBS? HR: Klacht over verwerping verzoek om te bepalen dat de periode van TBS met voorwaarden v.zv. deze al ten uitvoer is gelegd o.g.v. het bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid, wordt meegerekend voor de totale duur van de TBS, keert zich tegen een overweging ten overvloede omdat dit betrekking heeft op een vraag die in voorkomende gevallen ter beoordeling staat van de rechter die over verlenging van TBS moet oordelen of de voorzieningenrechter. Verdachte heeft geen belang bij zijn klacht. HR vindt aanleiding t.b.v de rechtspraktijk het volgende op te merken over het aanvangsmoment van TBS met voorwaarden. Art. 38d.1 Sr bepaalt dat de TBS geldt voor de tijd van 2 jaar, te rekenen van de dag waarop de rechterlijke uitspraak waarbij zij is opgelegd onherroepelijk is geworden. Deze bepaling sluit aan bij de in art. 6:1:16.1 Sv neergelegde hoofdregel dat een rechterlijke beslissing niet ten uitvoer wordt gelegd, zolang daartegen nog enig gewoon rechtsmiddel openstaat en, zo dit is aangewend, totdat het is ingetrokken of daarop is beslist. Wanneer de rechter ex art. 38.7 Sr de dadelijke uitvoerbaarheid van de TBS met voorwaarden beveelt, wordt - ex art. 6:1:16. 4 Sv en art. 38.8 Sr - van die hoofdregel afgeweken. Een redelijke wetsuitleg brengt mee dat in die situatie de termijn van de TBS aanvangt op het ogenblik waarop het bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid van de TBS met voorwaarden ingaat. Deze uitleg sluit ook aan bij de blijkens de ‘Aanwijzing tbs met voorwaarden en voorwaardelijke beëindiging van het bevel tot verpleging van overheidswege’ gevolgde praktijk. Volgt verwerping. Vervolg op ECLI:NL:HR:2018:116.