ECLI:NL:HR:2020:1073
Datum: 30-06-2020
Onderwerp: Verandering van wetgeving
Rechtsgebiedenregister: Strafrecht
Vindplaats: Extern
Poging tot doodslag, meermalen gepleegd (art. 287 Sr), opzettelijke brandstichting (art. 157.2 Sr) en vernieling, meermalen gepleegd (art. 350.1 Sr) door verdachte begaan nadat hij door gebruik van amfetamine en wodka in psychose met paranoïde wanen is geraakt. 1. Art. 39 Sr en culpa in causa. Verweer dat feiten niet aan verdachte kunnen worden toegerekend, omdat hij handelde vanuit acute psychose terwijl mate waarin gebruik van amfetamine en alcohol psychisch functioneren kon beïnvloeden niet voorzienbaar was. 2. Omzetting vervangende hechtenis in gijzeling bij schadevergoedingsmaatregel, art. 36f Sr.Ad 1. Opvatting dat feiten slechts dan aan verdachte zouden kunnen worden toegerekend als hij wist dan wel moest weten dat gebruik van amfetamine en wodka psychotische stoornis zou kunnen veroorzaken en voorts ook concreet gevolg daarvan (plegen van onderhavige strafbare feiten) redelijkerwijs voorzienbaar was, vindt geen steun in het recht. ’s Hofs oordeel dat feiten in verminderde zin aan verdachte kunnen worden toegerekend, geeft niet blijk van onjuiste rechtsopvatting en is toereikend gemotiveerd. Omstandigheid dat invloed van door verdachte ingenomen middelen verderstrekkend is geweest dan hij had voorzien, maakt dat niet anders. Ad 2. HR ambtshalve: Hof heeft verdachte verplichtingen opgelegd om aan Staat ten behoeve van in arrest genoemd slachtoffers in arrest vermelde bedragen te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door in arrest telkens genoemd aantal dagen hechtenis. HR zal ’s hofs uitspraak ambtshalve vernietigen v.zv. daarbij telkens vervangende hechtenis is toegepast overeenkomstig hetgeen is beslist in ECLI:NL:HR:2020:914. HR bepaalt dat met toepassing van art. 6:4:20 Sv telkens gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast.