Hoge Raad 12 maart 2024 Gerechtshof Den Haag 12 februari 2024 Rechtbank Den Haag 15 december 2023 Hoge Raad 14 november 2023 Hoge Raad 14 november 2023 Bekijk alles
ECLI:NL:HR:2022:366 Hoge Raad 5 april 2022

ECLI:NL:HR:2022:366

Datum: 05-04-2022

Onderwerp: Getuigen in ontnemingszaken

Overige onderwerpen: Post-Keskin

Rechtsgebiedenregister: Strafrecht

Vindplaats: Avdr.nl



Profijtontneming, w.v.v. uit hypotheekfraude. Afwijzing van bij appelschriftuur gedaan verzoek om in ontnemingszaak getuigen te horen die al in strafzaak zijn gehoord op de grond dat noodzaak tot horen getuigen niet is gebleken. 1. Kan rechter bij beoordeling betrekken dat getuige al in strafzaak is gehoord? 2. Toepasselijk criterium. Kan o.g.v. art. 418.2 Sv noodzakelijkheidscriterium worden toegepast? 3. Kon hof verzoeken tot horen getuigen afwijzen vanwege onvoldoende onderbouwing, nu getuigen reeds eerder bij RC zijn gehoord?
Ad 1. HR herhaalt relevante overwegingen uit HR:2022:147 m.b.t. motiveren en beoordelen van getuigenverzoeken in ontnemingszaken. Uitgangspunt dat hof bij beoordeling van getuigenverzoeken niet in aanmerking mocht nemen dat getuigen eerder zijn gehoord in strafzaak, berust op onjuiste rechtsopvatting. Rechter in ontnemingszaak mag bij beoordeling van getuigenverzoek acht slaan op omstandigheid dat getuige in strafzaak al een verklaring heeft afgelegd waarvan inhoud van belang is voor in ontnemingszaak te nemen beslissing, mits deze verklaring deel uitmaakt van processtukken van ontnemingszaak.
Ad 2. M.b.t. criterium aan de hand waarvan rechter het getuigenverzoek moet beoordelen, geldt in ontnemingszaken dat onder het in art. 418.2 Sv bedoelde verhoor van getuige in eerste aanleg, moet worden verstaan een verhoor in e.a. in ontnemingszaak. Toepassing onjuist (noodzakelijkheids)criterium door hof leidt op zichzelf niet tot cassatie.
Ad 3. Zonder nadere vaststellingen over wat in verhoren in strafzaak aan de orde is geweest dat van belang is voor ontnemingszaak, kan enkele omstandigheid dat getuigen in strafzaak al door RC zijn gehoord niet afdoen aan onderbouwing van de getuigenverzoeken. Die verzoeken hebben immers betrekking op omvang van gemaakte kosten, bestaande uit betalingen aan deze getuigen. HR neemt hierbij in aanmerking dat uit omstandigheid dat hof deze betalingen wel heeft betrokken bij schatting van w.v.v. maar voor veel geringer bedrag dan namens betrokkene is aangevoerd, blijkt dat betrokkene belang had bij verzoeken.
Volgt vernietiging en terugwijzing.

Ga naar uitspraak
Spreker(s)

mr. Rob ter Haar

plaatsvervangend rechter Rechtbank Overijssel docent Universiteit Utrecht