Voorwaardelijk opzet invoer cocaïne. Het Hof heeft als zijn oordeel tot uitdrukking gebracht dat verdachte, door ieder onderzoek naar zijn koffer achterwege te laten, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zich in die koffer cocaïne zou bevinden. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk en is toereikend gemotiveerd, in aanmerking genomen dat het Hof heeft vastgesteld dat verdachte kort voor zijn vertrek van Suriname naar Nederland zijn koffer gedurende enkele uren heeft afgestaan aan een man die hij slechts uiterst oppervlakkig kende, dat verdachte ervan op de hoogte was dat verdovende middelen vanuit Suriname naar Nederland per vliegtuig plegen te worden gesmokkeld, en dat zich direct onder de binnenvoering van verdachtes koffer drie pakketten met een totaalgewicht van ruim 2 kilo bevonden die bij vluchtig onderzoek van de koffer ontdekt hadden kunnen worden.
Spreker(s)
Uitspraken met hetzelfde onderwerp:
-
Voorwaardelijk opzet
- Hoge Raad 23 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1747)
- Hoge Raad 9 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1661)
- Hoge Raad 1 december 2020 (ECLI:NL:HR:2020:1910)
- Hoge Raad 3 december 2019 (ECLI:NL:HR:2019:1881)
- Hoge Raad 8 oktober 2019 (ECLI:NL:HR:2019:1545)
- Hoge Raad 1 oktober 2019 (ECLI:NL:HR:2019:1459)
-
Vermogensdelicten
- Hoge Raad 30 juni 2020 (ECLI:NL:HR:2020:1149)
-
Varia
- Hoge Raad 3 november 2020 (ECLI:NL:HR:2020:1727)
- Hoge Raad 31 maart 2020 (ECLI:NL:HR:2020:504)