ECLI:NL:HR:2013:1111

Datum: 05-11-2013

Onderwerp: Onzekerheid over het tijdstip van het besluit

Rechtsgebiedenregister: Strafrecht

Vindplaats: Extern

Moord. Voorbedachte raad. Art. 289 Sr. HR herhaalt relevante overwegingen uit HR 15 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:963. ’s Hofs oordeel is gelet op hetgeen is vooropgesteld m.b.t. mogelijke contra-indicaties ontoereikend gemotiveerd. Het Hof heeft immers kennelijk geoordeeld dat de gelegenheid van de verdachte om na te denken over de betekenis van en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en om zich daarvan rekenschap te geven, zich in het bijzonder voordeed tijdens “de momenten tussen het naar de auto lopen en met het daar gepakte wapen teruglopen naar het slachtoffer” en “het moment van het op zeer korte afstand van het slo. (1,5 tot 2 meter) eenmaal doorladen en de momenten van het richten van het wapen voor het afvuren van beide schoten”, terwijl het Hof heeft vastgesteld dat “het gebeuren bij de Praxis zich in 58 seconden heeft afgespeeld”, de door het Hof genoemde momenten slechts onderdelen waren van dit “gebeuren”, en de door het Hof gebezigde bewijsvoering niet uitsluit dat het voornemen van de verdachte – behalve tussen het eerste en het tweede schot – gedurende die beschikbare korte bedenktijd slechts gericht was op het eerste, welbewust op de benen van het slo. gerichte schot. Conclusie AG: anders.

Ga naar uitspraak