Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 5 maart 2024 Hoge Raad 5 maart 2024 Bekijk alles
ECLI:NL:HR:2020:389 Hoge Raad 6 maart 2020

ECLI:NL:HR:2020:389

Datum: 06-03-2020

Onderwerp: Wet USB

Rechtsgebiedenregister: Strafrecht, Jeugdrecht strafrecht

Vindplaats: Extern


Cassatie in het belang der wet. Mogelijkheid van instellen h.b. in geval rechter tul van voorwaardelijke straf beveelt n.a.v. niet-naleving van algemene voorwaarde, art. 14c.1 Sr. Heeft invoering Wet USB (op 1-1-2020) tot gevolg dat voorheen geldend stelsel van rechtsmiddelen is gewijzigd? O.g.v. tot 1-1-2020 geldende wettelijke regeling voorzag wet i.g.v. niet-naleving van algemene voorwaarde in gevoegde behandeling van vordering tul en (nieuwe) strafzaak (vgl. ECLI:NL:HR:2006:AX1665). In dit stelsel van accessoire behandeling is na invoering van Wet USB geen verandering gekomen, gelet op art. 6:6:1.2 Sv en omstandigheid dat art. 361a Sv inhoudelijk ongewijzigd is gebleven. Voorts stond geen rechtsmiddel open tegen (niet in strafzaak gegeven) beslissing op vordering tul wegens niet-naleving van uitsluitend aan voorwaardelijke veroordeling verbonden bijzondere voorwaarde (vgl. ECLI:NL:HR:1995:ZD0261). Uit regeling van art. 14j.1 (oud) Sr vloeide voort dat i.g.v. niet-naleving van aan voorwaardelijke veroordeling verbonden algemene voorwaarde (vanwege begaan van nieuw strafbaar feit op grond waarvan vervolging plaatsvond) wel rechtsmiddel open stond. Het ging hierbij om mogelijkheid om ex art. 404 Sv h.b. in te stellen tegen vonnis waarbij verdachte is veroordeeld voor nieuw strafbaar feit en waarvan beslissing op vordering tul deel uitmaakt (vgl. ECLI:NL:HR:2011:BP4387). O.g.v. art. 407 Sv geldt dat door instellen van h.b. tegen vonnis m.b.t. nieuw strafbaar feit tevens aan oordeel van rechter in h.b. is onderworpen de o.g.v. art. 361a Sv bij die uitspraak gegeven beslissing op vordering tul wegens niet-naleving van algemene voorwaarde. Art. 407 Sv laat geen partieel h.b. toe tegen o.g.v. art. 361a Sv gegeven rechterlijke beslissing op vordering tul wegens niet-naleving van algemene voorwaarde, terwijl art. 407 Sv evenmin toestaat dat h.b. zodanig wordt beperkt dat het beslissing in vonnis op vordering tul buiten beroep laat (vgl. ECLI:NL:HR:1994:ZC9760, ECLI:NL:HR:2005:AT2748 en ECLI:NL:HR:2003:AF1185). Wat betreft beslissing tot tul van eerder opgelegde voorwaardelijke sanctie wegens niet-naleving van algemene voorwaarde, is met Wet USB (i.h.b. art. 6:6:7 Sv en 6:6:22.2 1 Sv) geen wijziging gebracht in wettelijke bepalingen die van belang zijn voor (omvang van) h.b., i.h.b. art. 361a, 404 en 407 Sv. Hieruit volgt dat beslissing op vordering tul van voorwaardelijk opgelegde sanctie wegens niet-naleving van daarbij gestelde algemene voorwaarde niet onder regeling van art. 6:6:7 Sv valt. Art. 361a, 404 en 407 Sv laten immers geen andere uitleg toe dan dat indien verdachte (binnen grenzen van art. 404 Sv) h.b. instelt tegen vonnis, dat h.b. zich tevens uitstrekt tot beslissing op vordering tul van voorwaardelijk opgelegde sanctie wegens niet-naleving van daarbij gestelde algemene voorwaarde. Afwijzing door Rb van vordering tul van voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf berust op opvatting dat (eventueel) tegen vonnis van Rb in te stellen h.b. zich niet uitstrekt tot beslissing op die vordering. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is die opvatting onjuist. Volgt vernietiging in belang van de wet.

Ga naar uitspraak