Voorbereiding diefstal met geweld en/of afpersing in vereniging, art. 46 Sr jo. artt. 312 en 317 Sr. Bewijsklacht. Het kennelijke oordeel van het Hof dat uit de bewijsvoering met voldoende bepaaldheid blijkt welk “crimineel doel” verdachte met het voorhanden hebben van de in de bewezenverklaring genoemde voorwerpen voor ogen had, is niet onbegrijpelijk, nu het Hof naast de omstandigheid dat “het op een koopavond naar een stad rijden met vuurwapens waaronder twee pistoolmitrailleurs, waarvan één doorgeladen, munitie, verhullende kleding, breekijzers/vuisthamers en lege tassen wijst op de intentie van het toepassen van geweld en/of dreigen met geweld en het met gevulde tassen terugkomen van de reis” ook betekenis heeft toegekend aan de omstandigheid dat “er (…) onder meer sprake was van een voorverkenning, een routebeschrijving en een vooraf bepaalde (globale) aankomsttijd”, waarmee het Hof tot uitdrukking heeft gebracht dat verdachte en zijn medeverdachten een plan hadden voorbereid om het naar tijd en plaats, nader bepaalde, in de bewezenverklaring omschreven misdrijf te plegen. Samenhang met 15/01564.
Spreker(s)
Uitspraken met hetzelfde onderwerp:
-
Poging
- Hoge Raad 8 september 2020 (ECLI:NL:HR:2020:1380)
-
Poging voorbereiding en terugtred
- Hoge Raad 1 oktober 2019 (ECLI:NL:HR:2019:1481)
- Gerechtshof Amsterdam 11 maart 2019 (ECLI:NL:GHAMS:2019:942)
- Rechtbank Amsterdam 28 november 2016 (ECLI:NL:RBAMS:2016:7769)
-
Voorbereiding
- Hoge Raad 9 juni 2015 (ECLI:NL:HR:2015:1503)
- Hoge Raad 15 april 2014 (ECLI:NL:HR:2014:920)
- Hoge Raad 28 januari 2014 (ECLI:NL:HR:2014:179)
-
Vrijwillige terugtred?
- Hoge Raad 7 juli 2020 (ECLI:NL:HR:2020:1198)
-
Poging en voorbereiding
- Hoge Raad 20 september 2019 (ECLI:NL:HR:2019:1380)
-
Strafbare voorbereiding
- Hoge Raad 20 februari 2007 (ECLI:NL:HR:2007:AZ0213)