Hoge Raad 7 april 2020

ECLI:NL:HR:2020:569

Datum: 07-04-2020

Onderwerp(en): Vormverzuim en alcohol in verkeer

Rechtsgebiedenregister: Strafrecht

Rijden onder invloed, art. 8.2.b WVW 1994. Behoort eis van ten minste 3 locaties van contra-expertise a.b.i. art. 21 Besluit alcoholonderzoeken tot stelsel van strikte waarborgen waarmee onderzoek a.b.i. in art. 8 WVW 1994 moet zijn omkleed? HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2000:AA6304, inhoudende dat van een onderzoek a.b.i. art. 8.2.b WVW 1994 slechts sprake is indien strikte waarborgen zijn nageleefd waarmee wetgever dat onderzoek heeft omringd en dat tot strikte waarborgen o.m. behoort dat verdachte recht heeft op tegenonderzoek. ’s Hofs oordeel dat tot strikte waarborgen waarmee wetgever bloedonderzoek als zodanig heeft omringd niet behoort dat verdachte keuzemogelijkheid heeft uit lijst van ten minste 3 door minister van Justitie en Veiligheid erkende laboratoria, getuigt niet van onjuiste rechtsopvatting, is niet onbegrijpelijk en is toereikend gemotiveerd. In art. 21.1 Besluit alcoholonderzoeken neergelegde keuzemogelijkheid vormt immers niet een waarborg voor betrouwbaarheid van bloedonderzoek als zodanig. Betrouwbaarheid van tegenonderzoek wordt ex art. 21.3 jo. art. 19.2 Besluit alcoholonderzoeken gewaarborgd door verplichting om dat onderzoek door een door minister aangewezen laboratorium volgens door minister aangewezen analysemethoden uit te voeren. Volgt verwerping.

Spreker(s)

mr.-Willemijn-Albers-Doek-01.jpeg
mr. Willemijn Albers

senior juridisch medewerker Gerechtshof Amsterdam

Bekijk profiel

Uitspraken met hetzelfde onderwerp: