ECLI:NL:HR:2020:1956
Datum: 08-12-2020
Onderwerp: Geen geestelijk letsel
Rechtsgebiedenregister: Letselschaderecht
Vindplaats: Extern
Belaging van ex- vriend gedurende een periode van meer dan een jaar (art. 285 Sr) en opzettelijk in strijd handelen met een in dat kader opgelegde gedragsaanwijzing (art. 184a Sr). 1. Vordering b.p., immateriële schade. Is sprake van aantasting in persoon ‘op andere wijze’ a.b.i. art. 6:106b BW a.g.v. bewezenverklaard feit, nu sprake is van langdurige en intensieve belaging die heeft geleid tot ernstige aantasting van persoonlijke levenssfeer en persoonlijke vrijheid van b.p.? 2. Omzetting vervangende hechtenis in gijzeling bij schadevergoedingsmaatregel, art. 36f Sr. Ad 1. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2019:793 en ECLI:NL:HR:2019:376 m.b.t. gevallen waarin sprake kan zijn van aantasting in persoon ‘op andere wijze’ a.b.i. art. 6:106.b BW. In ‘s hofs overwegingen ligt als zijn oordeel besloten dat aard en ernst van normschending en gevolgen daarvan voor b.p. meebrengen dat van de hier bedoelde aantasting in persoon ‘op andere wijze’ sprake is. Dit oordeel is niet onbegrijpelijk, gelet op de door hof in aanmerking genomen omstandigheden, die o.m. inhouden dat sprake is van langdurige en intensieve belaging die heeft geleid tot ernstige aantasting van persoonlijke levenssfeer en persoonlijke vrijheid van b.p. waardoor deze imagoschade heeft ervaren, sociale contacten heeft moeten beëindigen en zijn vertrouwen in anderen is verloren. Ad 2. HR ambtshalve: HR zal ’s hofs uitspraak vernietigen v.zv. daarbij vervangende hechtenis is toegepast overeenkomstig hetgeen is beslist in ECLI:NL:HR:2020:914. HR bepaalt dat met toepassing van art. 6:4:20 Sv gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast.